Article
Wat gebeurt er tussen paviljoen en schietveld ?
Gideon Boie en Fie Vandamme
01/06/2015, Psyche
Met de vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg gaat er heel wat aandacht naar het afstemmen van het psychiatrisch centrum op de buitenwereld. De afstemming verandert echter weinig aan de hulpbehoevende architectuur die we in de psychiatrie aantreffen. Het doorbreken van de externe scheidslijn vormt misschien wel de gemakkelijkste uitdaging. Het doorbreken van de interne scheidslijnen binnen een psychiatrisch instituut vergt een ander paar mouwen.
Wim Cuyvers benoemde ooit de wachtgevel en het schietveld als de twee meest kenmerkende elementen in het Vlaamse landschap. De wachtgevel geeft uitdrukking aan het permanente wachten op buren die zich nooit aangediend hebben. De gemillimeterde voortuin voorziet de vrijstaande woning van een schietveld dat elke potentiële binnendringer reeds mijlenver zichtbaar stelt. Beide elementen staan symbool voor het falen om een levende gemeenschap te vormen.
De inrichting van een psychiatrisch ziekenhuis vandaag lijkt een overtreffende trap van de algemene ruimtelijke ordening in Vlaanderen. De twee kenmerkende elementen zijn het eenzame paviljoen omgeven door een uitgestrekt, gemillimeterd gazon. Buren worden op veilige afstand gezet door paviljoenen wijd te verspreiden over de campus. De groene zee van ruimte stelt elke voorbijganger te kijk waar zij ook gaat of staat. Een psychiatrisch ziekenhuis heeft niet eens de ambitie om een gemeenschap te vormen. Het wil een tijdelijke verblijfplaats voor mensen in crisis– al blijkt tijdelijkheid vaak een rekbaar begrip.
We troffen deze discussie aan in het psychiatrisch centrum Caritas te Melle. De werkgroepen met artsen, directie, personeel én patiënten gingen op zoek naar het psychiatrisch centrum van de toekomst. Vooral onder artsen speelde de vraag of het ziekenhuis gezellig moet zijn al dan niet. Een argument was dat een patiënt best mag voelen in een onnatuurlijke, therapeutische leefomgeving opgenomen te zijn. Anderen waren van mening dat een therapeutische setting niet noodzakelijk een slechte architecturale en ruimtelijke kwaliteit impliceert. Patiënten brachten aan dat een meer humane leefomgeving hen niet één dag langer dan nodig zal vasthouden in het psychiatrisch centrum.
Het is opvallend dat deze discussie speelt in een psychiatrisch centrum dat reeds in 1908 opgezet werd met paviljoenen. Het paviljoenmodel wekt – in tegenstelling tot het kloostermodel – de suggestie van een huiselijke nederzetting waar de patiënt tot rust én beweging komt in een arcadisch landschap. In de praktijk speelt het dagelijkse leven zich af binnen de paviljoenen. Eenmaal binnen, is er weinig relatie met de buitenruimte. De zithoek staat met de rug gekeerd naar buiten. De slaapkamer heeft geen balkon. Rokers kleven aan het portaal. Zelfs revalidatie en recreatie gebeurt in een verdoken lokaal.
Doorheen de twintigste eeuw zijn de tuinen rond de historische paviljoenen verdwenen. Gebouwen opgetrokken rond de eeuwwisseling staan plompverloren op de grasvlakte. De negatie van de buitenruimte wordt gecompenseerd met hier en daar een te kleine binnentuin en soms zelfs een leefruimte die zich voordoet als agora.
De groene buitenruimte is vandaag de restfractie van het psychiatrisch centrum. Het is de leegte die overblijft als alle afdelingen en gebouwen weggenomen worden. Het blijft ongedacht behalve met betrekking tot utilitaire functies. Scherp afgelijnde paden stellen de gebruiker in staat zich te verplaatsen van het ene naar het andere paviljoen. Struikgewas en bomen beschermen sporadisch specifieke programma’s tegen inkijk. Parkeren gebeurt aan de voordeur van het paviljoen.
De werkgroepen met artsen, directie, personeel én patiënten kwamen tot de suggestie om in het psychiatrisch centrum van de toekomst ook plaats te maken voor een derde ruimte tussen paviljoen en gazon – de tussenruimte.
In de eerste plaats werd er nagedacht over een overgangsruimte tussen binnen en buiten. Vandaag is de scheidslijn tussen paviljoen en gazon nagelhard. Een terras, haag, pergola, bloemenperk, balkon en andere tuinelementen kunnen deze interne grens zachter en gemakkelijk doordringbaar maken. De overgangsruimte voorkomt een directe blootstelling aan het publieke oog. Hierdoor wordt een discreet onthaal en ongestoorde wandeling mogelijk.
De overgangsruimte biedt evengoed bescherming tegen de natuurelementen. Een overdekte buitenruimte stimuleert het ondernemen van buitenactiviteiten ook bij regen of invallende duisternis – al is het maar als rustpauze tijdens een wandeling.
In de tweede plaats werd er groot belang gehecht aan een bemiddelende ruimte ten aanzien van het instituut. Plaatsen in de marge van het psychiatrisch centrum blijken hiervoor heel geschikt. Het bos biedt de mogelijkheid om rond te dolen of weg te lopen. De omsloten buitenruimte van het kerkhof biedt geborgenheid. Het bankje achter Den Berg is een geknipte ontmoetingsplaats. De bushalte is goed als rustplek. Enzovoorts.
Probleem van deze ruimte in de marge is dat het vandaag niet altijd toegankelijk is voor alle patiënten – afhankelijk van ziektebeeld en leeftijd. De uitdaging ligt daarom in het vormgeven van tussenruimten in het hart van het psychiatrisch centrum.
Tussenruimte vraagt geen specifieke programmering. Het toekennen van een vaste plaats of tijdstip voor ontmoeting is nefast voor ontmoeting. De patiënt komt tot rust of beweging vanuit een onvoorzien, verkeerd of zelfs clandestien gebruik van infrastructuur. Deze spontaniteit wordt mogelijk binnen ruimten die misschien niet direct nuttig zijn in het aanbod van de geestelijke gezondheidszorg, maar in ieder geval plaats biedt aan alledaagse noden en verlangens van patiënten.
Artikel gepubliceerd in Psyche, jaargang 27 (2), juni 2015, uitgave van VVGG
Tags: Care, Psychiatry
Categories: Architecture
Type: Article