Verslag Staten-generaal van de architectuur in Limburg

Gideon Boie


21/11/2012, Architectuurwijzer

Met de Staten Generaal van de Limburgse architectuur initieert Architectuurwijzer een debat ten gronde over de actuele staat van de architectuur en de ruimtelijke ordening in Limburg. De basisgedachte is dat architectuur en ruimtelijke ordening niet naar waarde geschat worden in de uitbouw van Limburg Sterk Merk. Dit blijkt andermaal in de huidige relanceplannen voor Limburg.

C-Mine, 21 november 2012

NB: onderstaand verslag is een schriftelijke weergave van de toespraken en gesprekken uit de Statengeneraal. Alleen het gesproken woord is geldig.

 

Voorwoord

Nieuwe instrumenten zijn nodig om de belangrijke maatschappelijke en economische impact van architectuur en ruimtelijke ordening beter te benutten. Architectuurwijzer poneert de Provinciale Bouwmeester Limburg (PBL) als een verbindingsagent die een nieuw ruimtelijk elan voorstaat. Het gaat om een verdwijnende bemiddelaar die een robuust en slagkrachtig netwerk uitbouwt en zichzelf daardoor op termijn overbodig maakt.

De Startnota Provinciaal Bouwmeester Limburg wordt tijdens de Statengeneraal gepresenteerd aan het publiek. Architecten, ontwikkelaars, overheidsdiensten, politici, kenniscentra en privé-personen gaan met elkaar in gesprek. Samen bepalen zij het nut en voordeel van de Provinciale Bouwmeester voor Limburg.

Programma

In de namiddag buigen twee werkgroepen zich over de agenda van de Provinciale Bouwmeester Limburg.

15u30 Ontvangst met koffie
16u00 Inleiding door Architectuurwijzer: De noodzaak van een Provinciaal Bouwmeester
16u15 Verwelkoming door Wim Dries, burgemeester stad Genk
16u30 Parallelle werkgroepen o.l.v. Peter Bongaerts (Docent PHL) en Oswald Devisch (Coördinator Onderzoeksinstituut Arck PHL)
18u00 Receptie

‘s Avonds is er een debat waarin een aantal prominente gasten voortbouwen op de conclusies van de werkgroepen.

20u15 Welkom door presentator en moderator Ianka Fleerackers
20u25 Pres        entatie van de Startnota Provinciaal Bouwmeester Limburg en conclusies van de werkgroepen.
20u45 Getuigenis door gouverneur Herman Reynders
21u00 Debat ‘Provinciaal Bouwmeester Limburg: een bouwsteen voor een kwalitatieve en dynamische leefomgeving in Limburg?!’
22u15 Conclusie en receptie

De leden van het debat zijn Peter Bongaerts (docent Provinciale Hogeschool Limburg), Véronique Claessens (bestuurslid Vlaamse Vereniging Ruimte en Planning, diensthoofd RO Genk), Jo Coenen (voormalig Rijksbouwmeester van Nederland), Christoph Grafe(directeur VAi), Roland Duchâtelet (ondernemer, schepen van Sint-Truiden en bestuurder AGOST) en Wilfried Vandeghinste (projectleider Winvorm bij Intercommunale Leiedal).

Toelichting

Het middagprogramma start met een toelichting bij de inzet van Architectuurwijzer.

Tim Vekemans schetst de inzet van Architectuurwijzer met het voorstel van de Provinciaal Bouwmeester Limburg.  Architectuurwijzer bouwt sinds 1991 aan de architectuurcultuur in Limburg. Het is daarmee de oudste lokale steunpunt voor architectuurcultuur in Vlaanderen – lang de tijd van het Vlaams Architectuurinstituut en de Vlaams Bouwmeester sprake vooruit. Het startte als een initiatief van geëngageerde vrijwilligers en groeide uit tot een onmisbaar sensibilisatiemiddel in Limburg. In 2006 verkreeg Architectuurwijzer een bescheiden structurele subsidie vanuit de Vlaamse Overheid. Architectuurwijzer kon hiermee verder bouwen aan een onafhankelijke, volwassen en kritische architectuurcultuur in Limburg.

Tim Vekemans schetst vier fundamentele momenten die bepalend zijn in de aanloop naar het voorstel van de Provinciale Bouwmeester.

  • een verkenning van het werkveld in de Limburg op vlak van architectuur en ruimtelijke ontwikkeling. De studieronde was aanleiding voor de publicatie ‘Limburgse Architectuur Proeven’ (LAP!)
  • een verkenning van de ruimtelijke ontwikkeling in Limburg in een Euregionale context. De studieronde was aanleiding voor de publicatie: XXXXX
  • het uitbouwen van een netwerk in Limburg door het sluiten van lokale overeenkomsten met het stadsbesturen van Hasselt en Genk. Een strategische alliantie werd gesloten met de Provinciale Hogeschool Limburg. Ook Provinciebestuur?
  • Studie naar de geschiedenis van de architectuurcultuur in Limburg aan de hand van het oeuvre van Dolf Nivelle. Het onderzoek was de aanleiding voor een film en dvd: ‘De Meester en het vak: architect Dolf Nivelle’.

De Provinciaal Bouwmeester vormt de logische vijfde stap in het verhaal.

De directe aanleiding was een debat georganiseerd in 2008 in samenwerking met Stad & Architectuur met als onderwerp de provinciale architectuurprijzen ‘Best of…’  met Stad & Architectuur. Tijdens het debat suggereerde voormalig Vlaams Bouwmeester bOb Van Reeth om in Limburg een eigen Provinciale Bouwmeester te overwegen.

Een drietal inhoudelijke motieven staan centraal in de omarming van het idee van de Provinciaal Bouwmeester Limburg:

  • De beperkte stedelijkheid in Limburg en het beperkte draagvlak van steden en gemeenten voor een Stadsbouwmeester.
  • De grote ruimtelijke uitdagingen in Limburg – Spartacus, Bipool en anderen – waar de rol van een Provinciaal Bouwmeester nodig is
  • Een complementaire werking van de Provinciaal Bouwmeester aan de Vlaams Bouwmeester

Als belichaming van de architectuurcultuur in Limburg wil Architectuurwijzer niet alleen het debat bepalen, maar ook draagvlak opbouwen. Dit gebeurt door alle betrokkenen in de ruimtelijke ontwikkeling aan te spreken en samen te brengen: ondernemers, ambtenaren, politici, ontwerpers en anderen. Tim Vekemans stelt hierbij dat de architectuurcultuur buiten de cultuur groeit.

De rest van het verhaal is geschiedenis in het licht van de presentatie vandaag van de ‘Startnota Provinciaal Bouwmeester Limburg’. Architectuurwijzer geeft 4 jaar lang gedacht, overlegd en gewerkt om de suggestie van bOb te laten rijpen. De Startnota en Statengeneraal vandaag toont de ambitie van Architectuurwijzer om samen te ‘Bouwen aan een Sterk Merk’.

Presentatie

Gideon Boie introduceert de Startnota. Hij licht enkele bepalende motieven toe bij de Startnota Provinciaal Bouwmeester Limburg.

De unieke keuze van het provinciale bestuursniveau zit in de beperkte draagkracht van steden (Genk, Hasselt, Lommel …) voor een stadsbouwmeester en in de bijzondere kenmerken van Provincie Limburg (verspreide stadsontwikkeling, beperkt publiek transport, …) De onzekere toekomst van het provinciale bestuursniveau is hierbij geen punt. De vraag is niet of Limburg meer of minder overheid nodig heeft. De Provinciaal Bouwmeester Limburg stelt een kwalitatieve vraag: welke toekomst willen wij?

De actualiteit is hierbij richtinggevend. Nu Vlaanderen beroep doet op de Gouverneur als turbomanager voor investeringsprojecten, moet ook Limburg zelf de bestaande hefbomen van het provinciebestuur inzetten om haar toekomst vorm te geven.

Gideon Boie licht vervolgens toe hoe het programma van Architectuurwijzer gegroeid is van een pleidooi naar een startnota. Vanuit de gesprekken die een jaar lang gevoerd zijn met bevoegde en betrokken partijen bleek het gemeenschappelijke belang in de ruimtelijke kwaliteit van Limburg. Tevens bleek de noodzaak om de ruimtelijke ontwikkeling van Limburg actief te gaan sturen in de gewenste richting.

De Provinciaal Bouwmeester Limburg activeert de hefbomen van het bemiddelende, provinciaal bestuursniveau in functie van een kwalitatieve leefomgeving. De Startnota beschrijft enkele bemiddelingsopdrachten, zoals ontwerpoverleg (bijv. rond grote ontwikkelingsprojecten zoals Stationsomgeving Hasselt of binnenkort Ford Genk), bovenlokale ruimteregie (bijv. Spartacusplan, nationaal park Hoge Kempen, industrieel erfgoed, …) en PR (sensibilisatie van betrokken partijen).

De Provinciaal Bouwmeester presenteert zich hiermee als missende schakel in de ruimtelijke ontwikkeling van Limburg. De Provinciaal Bouwmeester bemiddelt tussen lokaal bestuur (44 Steden en Gemeenten) en Vlaams beleid (inzake wonen, steden, RO, mobiliteit, milieu…) Tevens bemiddelt de Provinciaal Bouwmeester tussen lokaal bestuur en bouwmarkt (lokale besturen gaan veelal ongewapend publiek-private samenwerking aan).

Gideon Boie licht tenslotte de visie van de Vlaams Bouwmeester toe ten aanzien van de Provinciaal Bouwmeester. Peter Swinnen drukte twijfel uit over de vorm waarin het tot stand komt. Hij stelde dat wonen en ruimtelijke ordening Vlaamse bevoegdheden zijn die ook op dat niveau geregeld moeten worden. Tevens wees hij op het noodzakelijk Euregionaal perspectief.

In het opstellen van de Startnota is rekening gehouden met de begrijpelijke verzuchtingen vanuit Vlaams perspectief. Het actieterrein van de Provinciaal Bouwmeester is daartoe beschreven als complementair aan de Vlaams Bouwmeester. Natuurlijk kan een lokaal beleid niet losgezongen worden van beslissingen op Vlaams niveau net zomin een Vlaams beleid geformuleerd kan worden zonder lokale steun en inbreng.

De startnota is tenslotte niet zomaar een sneuvelnota. Het vormt een basisdocument die het perspectief uitzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van Limburg en de individuele ambities die erop geprojecteerd worden. De startnota mag sneuvelen. De functie ligt immers in het bouwen van bruggen die noodzakelijk zijn voor de toekomst van een sterk merk.

Inleiding

De workshops worden ingeleid door de Burgemeester van de Stad Genk, Wim Dries.

Burgemeester Wim Dries van Genk opent de namiddagsessie van de Staten Generaal met een oproep tot het vergroten van de ruimtelijke ambitie en de ruimtelijke kwaliteit, niet enkel in Genk of Limburg, maar in heel Vlaanderen. Hij benadrukt dat deze ambitie niet alleen uitgedragen heeft als voormalige Schepen van Ruimtelijke Ordening, maar nu zeker in de functie van Burgemeester.

Wim Dries wijst in dit verband op de goede samenwerking tussen het stadsbestuur en Architectuurwijzer. De relatie ondersteunt de inspanningen van de Stad Genk om dankzij goede architectuur te komen tot een aangename woonomgeving met een sterke identiteit en economisch draagvlak. Heel wat RUP’s en BPA’s werden vastgelegd en uitgewerkt in samenwerking met spraakmakende ontwerpbureaus.  In dat verband is Wim Dries bijzonder trots dat de eerste Statengeneraal plaats grijpt in C-Mine!

De Burgemeester stelt dat de inspanning van steden en gemeenten altijd in relatie moet staan tot de vraag wat Vlaanderen eigenlijk wil. Een Limburgs Bouwmeester kan helpen om de lokale ambities aan te scherpen – zeker voor de kleinere gemeenten met een beperkte draagkracht. Het Team Vlaams Bouwmeester, zo zegt de burgemeester, heeft steeds voor een meerwaarde kunnen zorgen, maar Limburgse steden en gemeenten maken helaas te weinig gebruik van de aangereikte instrumenten. Ook is er te weinig verbondenheid tussen Vlaanderen en het lokale niveau.

Daarenboven stelt Wim Dries dat er voor de provincie Limburg nood is aan een visie met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingsplannen op een niveau dat de individuele steden en gemeenten overstijgt. Het provinciale bestuursniveau vervult vandaag deze rol, maar er zijn ook andere samenwerkingsverbanden die beter benut moeten worden, zoals de Bipool Hasselt-Genk. Ook hier kan de Provinciaal Bouwmeester een rol vervullen.

De Burgemeester drukt de hoop uit dat de Provinciaal Bouwmeester een brug kan slaan tussen Vlaanderen en de 44 Steden en Gemeenten – en hen kan accelereren om te komen tot een ruimtelijke kwaliteit op maat van Limburg.

Wim Dries opent tenslotte op gepaste wijze de workshop. Hij stelt enkele treffende vragen in verband met de concrete werking van een Provinciale Bouwmeester .

  • In de eerste plaats moet duidelijk worden wat de meerwaarde is van de Provinciaal Bouwmeester. Hoe kan een wederkerige relatie ontstaan tussen het Vlaams beleid en de 44 steden en gemeenten? Hoe kan de provinciale bouwmeester Limburg hiertoe compatibel zijn met het Team Vlaams Bouwmeester?
  • Op de tweede plaats moet duidelijk worden wat de procedurale inbedding wordt. Op welke manier kan ‘het idee Provinciaal Bouwmeester Limburg’ zorgen voor een administratieve vereenvoudiging in plaats van voor een verder compliceren van het behandelen van ruimtelijke kwesties?

Voor Wim Dries maakt het niet uit of er gesproken wordt over een start of sneuvelnota zolang het resultaat maar ligt in een mooiere en betere leefomgeving. Als dat lukt, is de Statengeneraal en de Provinciaal Bouwmeester Limburg een zinvol initiatief.

Workshops

De workshops verzamelen een vijftigtal geëngageerde participanten onder leiding van Oswald Devisch en Peter Bongaerts, beiden verbonden aan PHL/UHasselt.

De workshops gaan dieper in op het voorstel van de Provinciaal Bouwmeester Limburg; ze duiden de uitdagingen van de PBL aan, de kansen die installatie ervan biedt, maar ook de twijfels en vragen die rijzen, evenals concrete richtlijnen voor een Limburgs bouwmeesterschap.

De grote uitdaging is dat ruimtelijke thema’s niet besproken worden; er is relatief weinig aandacht voor (in vergelijking met bijvoorbeeld strikt economische kwesties). Ruimtelijke  thema’s beschikken bijgevolg niet over een publiek forum. Dat leidt tot de algemene perceptie dat er geen ruimtelijk beleid is—het ruimtelijk beleid is marginaal ten opzichte van andere beleidstakken. Ruimtelijke ordening komt voor de burgers over als een noodzakelijk kwaad. Met de startnota verklaart Architectuurwijzer van te willen werken aan een ruimtelijke reflex, want architectuur en ruimtelijke ordening gaan alle beleidsdomeinen aan. Meer zelfs, een architectuurcultuur (Architectuurwijzer is in feite een culturele vereniging) groeit volgens Architectuurwijzer buiten de cultuur.

De PBL moet een visie hebben, mensen samenbrengen en in staat zijn om ruimtelijke kwaliteit van de ene naar de andere plaats te brengen. Het Team Vlaams Bouwmeester, zo luidt een belangrijke commentaar vanuit de namiddagsessies, is niet met ruimtelijk beleid bezig, maar wel met individuele en al te eindige projecten. Dat neemt niet weg dat de Open Oproep voor injecties van ruimtelijke kwaliteit zorgt.

De PBL zou in staat moeten zijn om het kwaliteitsniveau van de ‘grootste gemene deler’ van de Limburgse ruimtelijke ordening—de bulk en de fond om met Neutelings te spreken—op te krikken, mét aandacht voor het landschap. Door de subsidiariteit en doordat er op het Vlaamse niveau een gebrek aan een coherente visie is, ontbreekt vandaag een cultuur van samenwerken tussen de verschillende gemeenten. Kwaliteit gaat niet enkel om individuele projecten, maar ook om de bulk en de fond. Een geïntensifieerde intergemeentelijke samenwerking rond ruimtelijke ordening is voor de PBL zowel een uitdaging als een kans.

Het idee PBL roept ook vragen op. Een eerste reeks vragen handelt over het werkgebied van de PBL en of dat administratief of ruimtelijk moet zijn (de provincie Limburg of de Kempen, het Maasland en Haspengouw?). Versterkt een provinciaal bouwmeester niet onnodig de provinciegrenzen? Een tweede reeks vragen behelst de wijze waarop een maatschappelijk debat gevoerd kan worden. Is het de taak van de PBL om een draagvlak te creëren voor aan ruimtelijke ordening gerelateerde kwesties? En zo ja, hoe gebeurt dat dan? Hoe kan de PBL gemeenten responsabiliseren en mobiliseren? Heeft de PBL een opvoedende taak? Een derde reeks vragen—of is het eerder een waarschuwing?—behandelt het wat van de PBL. Is het één persoon of een netwerk? Als de PBL één persoon is, dan vergroot dat de kans op personencultus; het werkt de perceptie in de hand van een clubje dat telkens de opdrachten krijgt. De PBL moet neutraal zijn. Daarom kan een stevige link met het provinciaal architectuurinstituut (de toekomstige faculteit architectuur en kunst van de UHasselt) zinvol zijn. De PBL als netwerk houdt wel het risico in op een minder krachtdadig, minder aanwezig en minder visionair beleid.

De PBL als een netwerk heeft desalniettemin meerdere voordelen. Er kan debat plaatsvinden, ook tussen de gemeenten onderling en de taak van ‘opvoeden’ kan op een minder dwingende en stichtelijke manier opgenomen worden. Een netwerk betekent ook dat het relatief eenvoudig is om andere beleidsdomeinen (bijvoorbeeld mobiliteit en zorg) te betrekken, wat het potentieel draagvlak voor ruimtelijk handelen vergroot. Echte beslissingen echter vragen om een meer geïnstitutionaliseerde PBL.

Limburg zou zich kunnen spiegelen aan het West-Vlaamse initiatief WinVorm, een samenwerking tussen de provincie en twee intercommunales. WinVorm is in feite een platform voor ruimtelijk debat. Het beschikt over een kwaliteitskamer, richt een provinciale prijs in en heeft als belangrijkste instrument de WinVorm-oproep (een kleine-projecten-Open-Oproep). WinVorm werkt daarenboven samen met het Team Vlaams Bouwmeester dat op haar beurt werkt als kapstok en label.

AVONDPROGRAMMA

Welkom

Het avondprogramma in de grote zaal van C-Mine! staat onder leiding van moderator Ianka Fleerackers. Zij verwelkomt het publiek – in het bijzonder de Gouverneur – en schetst het verloop van de avond.

 

Toelichting en presentatie startnota

Het avondprogramma start opnieuw met een toelichting van de inzet van Architectuurwijzer en presentatie van de startnota.

  • Zie hierboven het verslag van het middagprogramma voor een beschrijving van de toespraak van Tim Vekemans en Gideon Boie

Conclusies werkgroepen

Het avondprogramma wordt afgetrapt met een presentatie van de conclusies uit de werkgroepen door Oswald Devisch (Architecture + ArcK, PHL/UHasselt).

Van een sneuvelnota kan geen sprake zijn, stelt Oswald Devisch. Hij bevestigt dat de werkgroepen unaniem de ambitie van de startnota principieel onderschrijven. De participanten getuigden elk vanuit hun eigen achtergrond dat het ontbreekt de Limburgse steden en gemeenten wel degelijk ontbreekt aan een volwassen en kritisch bewustzijn rond de meerwaarde van de leefomgeving. Een Provinciaal Bouwmeester kan bijdragen aan een architectuurreflex in de ruimtelijke ontwikkeling van Limburg.

Vanuit het eensluidend akkoord formuleert Oswald Devisch enkele randvoorwaarden, tips en agendapunten die naar voren komen uit de werkgroepen. Hij geeft aan dat een en ander wonderwel overlapt met de startnota.

De werkgroepen formuleerden twee belangrijke randvoorwaarden:

  • Provinciaal Bouwmeester moet apolitiek en neutraal zijn. In dit licht wordt de functie best niet uitsluitende gefinancierd vanuit de Provincie Limburg en wordt hij/zij er best ook niet gehuisvest.
  • Provinciaal Bouwmeester moet vertrekken vanuit de eigenheid van Limburg – met name haar landschap. Het is in het Limburgse landschap dat de problemen van ruimteverbruik, verlinting en dergelijke meer zich manifesteren. Met het oog op het landschap moet de Provinciaal Bouwmeester het missioneringswerk opnemen om de 44 steden en gemeenten een architectuurreflex aan te leren. De Vlaams Bouwmeester is dan wel actief in Limburg, maar dit gebeurt slechts projectgebonden en dus niet vanuit een integrale visie op het landschap van Limburg.

De werkgroepen prikten vanuit dit kader enkele taken op de agenda van de Provinciaal Bouwmeester Limburg:

  • Er moet onderzoek gedaan worden dat inspirerend werkt
  • Er moet kwaliteitscontrole gedaan worden
  • Architecten moeten gevormd worden
  • Engagement moet gezocht worden op vraag (dus niet gedwongen)
  • Sensibilisatie moet algemeen ingezet worden (dus niet enkel naar architecturaal publiek)

Oswald Devisch benadrukt het laatste agendapunt uitdrukkelijk. Hij geeft aan dat er in plaats van sensibilisatie (PR en acquisitie in de startnota) beter gesproken wordt over ‘kennisopbouw’ zowel van lokale besturen, politieke bestuurders als private bewoners en ondernemers. Vooral de bewoners en ondernemers hebben een groot aandeel in de ruimtelijke ontwikkeling van Limburg. Maar de kennisopbouw moet ook gebeuren richting Vlaanderen. De lokale werking en rondvraag kan meegenomen worden om op Vlaams beleidsniveau te tonen waar instrumenten te kort schieten en/of pistes verkeerd uitgezet worden. Devisch spreekt hierbij over ‘kennisopbouw als een twee richtingsverkeer’.

Tenslotte somt Oswald Devisch vanuit de werkgroepen enkele tips op om dit alles gedaan te krijgen:

  • niet spreken over één persoon, maar over flexibele en hybride netwerken dat afhankelijk van opdracht of locatie een specifieke vorm krijgt en geschikt schaalniveau aanslaat.
  • een bottom-up aanpak combineren met top-down. In het eerste geval is het voorbeeld van Stebo inspirerend: vanuit wijkopbouwwerk is nu een convenant voor Haspengouw ontstaan. In het tweede geval kan vanuit Europese financiering voor regionale ontwikkeling de vraag gecreëerd worden om netwerken uit te bouwen.
  • Bondgenoten zoeken buiten het enge domein van de architectuurcultuur. Met name in het plattelandsbeleid, erfgoedbehoud en natuurbehoud zijn al netwerken actief die regionaal denken en opereren – en ook beleid geïmplementeerd krijgen. Architectuur moet het karretje aanhangen aan deze treinen.
  • Verschillende schaalniveaus tegelijk bespelen. Haspengouw, Maasland en Mijngebied vormen reeds natuurlijke regio’s waarrond samengewerkt wordt binnen andere domeinen. Een werkingsniveau op deze regionale schaal kan een goed begin zijn om vervolgens over te stappen naar provinciaal werkingsniveau en later zelfs Euregionaal niveau.

Toespraak Gouverneur

Het avonddebat wordt ingeleid door Herman Reynders, Gouverneur van de Provincie Limburg.

Gouverneur Reynders beaamt voluit de noodzaak van een Provinciaal Bouwmeester Limburg. Hij zit zich hiertoe verplicht vanuit het recente bericht over de sluiting van Ford Genk en het dramatische effect hiervan voor de Limburgse samenleving. Limburg mag dan wel aangeslagen zijn, de Gouverneur weigert te geloven dat de provincie dood is. Integendeel, hij roept het publiek op om de uitbouw van Limburg Sterk Merk te ondersteunen met goede en innovatieve ideeën. In deze zoektocht ligt een eerste, bijzondere taak weggelegd voor de Provinciaal Bouwmeester.

De Gouverneur bevestigt vervolgens – net zoals Burgemeester Wim Dries – dat de Limburgse gemeenten te weinig draagkracht hebben. Hij herinnert zich dat ook voormalig Vlaams Bouwmeester b0b Van Reeth deze beperking onder zijn aandacht gebracht heeft. Het beperkte draagvlak toont de noodzaak van de provincie als bestuurlijk niveau. De omschrijving en rol van de Provincie zal ongetwijfeld anders worden,  maar de betekenis blijft behouden, stelt de Gouverneur. Dat wil niet zeggen dat de Provincie op haar lauweren rust: Gouverneur Reynders denkt hardop na over een Stad(sregio) Limburg. Het landschap van Limburg is zeker een troef, maar de provincie mag geen landelijke regio worden. De toekomst qua werkgelegenheid en creativiteit ligt immers in de stad. Gouverneur Reynders ziet die gedachte als een opmaat naar een nieuw gemeentelijk structuurplan Limburg. Vanuit de verlangens van de 44 steden en gemeenten – en met behoud van hun autonomie – moet één plan voor de Stad Limburg geformuleerd worden. Ook hierbinnen ligt een centrale taak weggelegd voor de Provinciaal Bouwmeester Limburg.

In afwachting van een Stad Limburg – en ook wel ter voorbereiding – kan een Provinciaal Bouwmeester Limburg overleg initiëren tussen steden en gemeenten. Gouverneur Reynders verwijst naar bijvoorbeeld zorg-, sport- en cultuurinfrastructuur. Gezamenlijk hebben de Limburgse steden en gemeenten wél draagkracht. De Limburgse stadsregio is in staat om zich via de kwaliteit van de leefomgeving te profileren als een regio met een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Alle regio’s kampen met dezelfde nood op vlak van tewerkstelling en groei. Met het oog op deze toenemende concurrentie gelooft de Gouverneur dat de kwaliteit van architectuur, publieke domein en ruimtelijke ordening hét onderscheidend kenmerk wordt. En Limburg heeft met haar unieke natuurrijkdom een troefkaart in handen.

Ruimtelijke ontwikkeling kan in de hand gewerkt worden door procedures te versnellen. Met het oog hierop wil de Gouverneur in nauwe samenwerking met de Provinciaal Bouwmeester Limburg een vernieuwd vergunningsklimaat uitbouwen. Dit niet alleen in de functie van turbomanager voor Vlaams investeringsprojecten, maar vooral met het oog op de kwalitatieve ruimtelijke ontwikkelingen. De Gouverneur waarschuwt hierbij dat kwaliteit begrepen wordt als verschillend van smaak – een bezorgdheid die hij reeds koesterde als Burgemeester van Hasselt en bovendien deelt met de conclusies van de namiddagsessies. Gouverneur Reynders besluit dat hier andermaal een centrale taak weggelegd ligt voor de Provinciaal Bouwmeester Limburg – die hij provocerend turbobouwmeester noemt – om ambtenaren én politici een snelcursus te geven in architecturale en ruimtelijke kwaliteit.

—-

Debat

Ook het avonddebat voegt nieuwe inzichten en kritische noten toe aan het debat over de Provinciaal Bouwmeester Limburg. De Staten Generaal heeft een eminent panel samengebracht om in discussie te gaan naar aanleiding van de Startnota Provinciaal Bouwmeester Limburg.

Moderator Ianka Fleerackers polst bij aanvang in hoeverre de panelleden het pleidooi voor een Provinciaal Bouwmeester Limburg al dan niet affirmeren. De antwoorden van het panel zijn divers: van een volmondig ‘Ja!’, over een laconiek ‘We zien wel’ naar een resoluut ‘Neen!’.

Het volgende verslag schetst de positie van de verschillende panelleden op basis van de discussie. Het volledige debat kunt u herbekijken op www.architectuurwijzer.be.

Véronique Claessens is diensthoofd Ruimtelijke Ordening van de Stad Genk en ondervoorzitter van de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP).

Véronique Claessens is voorstander van de Provinciaal Bouwmeester Limburg. Zij herkent de ambitie van de Vlaamse vereniging voor Ruimte en Planning (VRP) in de Startnota. Het debat over kwaliteit van de leefomgeving moet dringend op de agenda, zowel in de politiek als in de diverse media. Zij ziet in deze agendasetting een mogelijke eerste taak voor de Provinciaal Bouwmeester Limburg.

De Provinciaal Bouwmeester Limburg moet ook een faciliterende rol vervullen voor de 44 steden en gemeenten in Limburg. De VRP zet sinds jaar en dag in op het belang van intergemeentelijke samenwerking. Volgens haar gebeurt dat best thematisch en vanuit de sterktes van de regio. Ze verwijst naar het programma ‘Kracht van de Basis’ waarmee de VRP de relatie tussen regionaal en lokaal beleid scherp gezet heeft.

Veronique Claessens benadrukt dat de Provinciaal Bouwmeester Limburg niet draait rond de één of andere persoon, maar dat het gaat om de structurerende werking die opgezet wordt. Een overtrokken verwachting in één persoon zal het verschil niet maken in de provincie. Claessens gelooft meer in samenwerking tussen steden en gemeenten rond specifieke thema’s en gebieden. In dit verband suggereert zij om trekkende steden aan te duiden die vervolgens betrokken gemeenten kunnen enthousiasmeren en meetrekken. Een uitdaging oplossen doe je alleen door naar elkaar te kijken, besluit Claessens.

– 

Christoph Grafe is directeur van het Vlaams Architectuurinstituut (VAi) en professor architectuurgeschiedenis aan de Technische Universiteit Delft.

Christoph Grafe beaamt dat er in Vlaanderen te weinig debat is over ruimtelijke kwesties – al gelooft hij dat het kritische debat er wel is en ook stilaan zichtbaarder wordt. Met het oog hierop biedt het voorstel van de Provinciaal Bouwmeester Limburg hoop. De vraag welke vorm de bouwmeester zal aannemen beantwoord Grafe eerder terughoudend en laconiek: we zullen wel zien. Hij heeft immers twijfels over de structuur van de PBL zoals die opgeworpen wordt met de Startnota: een diffuse vorm is goed, maar er zijn duidelijke ankerpunten nodig. (dit laatste checken in uitspraak CG? Is toch niet wat startnota zegt?)

De directeur van het Vlaams Architectuurinstituut (VAi) houdt een pleidooi voor de Provinciaal Bouwmeester als een witte raaf. Er is naar analogie met de Vlaams Bouwmeester nood aan een persoon die een visie ontwikkelt. Dat hoeft niet noodzakelijk vorm te krijgen in een permanente functie, maar kan evengoed in een tijdelijke constellatie gebeuren. Grafe countert hiermee de kritiek dat de Provinciaal Bouwmeester mogelijks aanleiding heeft tot stroperige onderhandelings- en vergunningsprocedures.

Grafe verwijst ook naar de werking van de Vlaams Bouwmeester om te wijzen dat de sterkte van een bouwmeester schuilt in het vormen van een ‘Team’. Dat de functie van Provinciaal Bouwmeester Limburg uitgeoefend wordt door een witte raaf—bijvoorbeeld ter directe ondersteuning van de gouverneur—hoeft hem/haar er niet van te weerhouden om nieuwe allianties te smeden buiten de ambtenarij. Ook Grafe roept op om hierbij uit te gaan van de eigenheid van Limburg, maar het blijft voor hem imperatief om dwars door de geijkte categorieën te kijken.

Aan de discussie over smaak voegt Grafe toe dat de taak van het VAi bestaat in het onderhouden van een dialoog tussen de architecturale discipline en het maatschappelijke veld. Kwaliteit is daarin niet hetzelfde als smaak, want kwaliteit gaat volgens Grafe algemene vragen aangaande ruimtelijke ontwikkeling. De vraag is dan niet of bijvoorbeeld wonen in het landschap mooi of lelijk is, maar hoe deze woonvorm kan bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Idem dito voor de vraag om wonen en werken op elkaar te betrekken. Wat betreft Grafe overlappen de taakstelling van de Provinciaal Bouwmeester Limburg en het Vlaams Architectuurinstituut op dit punt en kunnen zij in de toekomst elkaar ongetwijfeld aanvullen.

Roland Duchatelet (ondernemer en tot de afgelopen legislatuur eerste schepen in Sint-Truiden) staat sceptisch ten opzichte van het idee PBL—“alleen als het overbodige en incompetente Vlaamse niveau afgeschaft wordt, valt erover te spreken”. Dat neemt niet weg dat Duchatelet een zekere verdienste toeschrijft aan het Team Vlaams Bouwmeester dat los van de politiek zorgt voor toegevoegde waarde.

Eén bouwmeester in Limburg kan volgens Duchatelet het verschil niet maken, want door sociale, politieke en economische veranderingen is ruimtelijke ordening belangrijker dan ooit. De landen die de (economische) race zullen winnen en dus ontsnappen aan een allesomvattende egalisering zijn de landen die enerzijds ‘juist en rechtvaardig’ zijn en anderzijds levenskwaliteit aanbieden. Beter is volgens hem een intense maar informele samenwerking tussen veel mensen, te beginnen bij het huidige overheidspersoneel (dat nu onkundig of onmachtig is). Duchatelet is pragmatisch, maar ook ambitieus: Limburg zou volgens hem beter af zijn met tien steden in plaats van met 44 gemeenten (waarvan er 14 de titel ‘stad’ dragen). Enkel een dergelijke reorganisatie zal vruchten afwerpen op het vlak van ruimtelijke ordening.

De versterking van de macht van de gemeenten is voor Roland Duchâtelet ook een kwestie van de dingen te organiseren op het gepaste niveau. De personen die werken in lokale gemeentediensten zijn persoonlijk betrokken op hun werkingsgebied; zij kennen hun omgeving vanuit hun dagelijkse werk en leven. Hij doelt hiermee op de werking van het Team Vlaams Bouwmeester waarmee externe expertise ingebracht wordt en vervolgens visies opgesteld worden die haaks staan op de lokale behoeften en verlangens. Dat kost bovendien veel geld. De gemeentelijke bouwcommissies houden wél rekening met de lokale situatie en dat kost niets.

In de aandacht voor de macht van de gemeenten gaat Roland Duchâtelet frontaal in de aanval tegen het voorstel van Herman Reynders voor een ‘Stad Limburg’. Wat nodig is, is het vormen van steden in Limburg. Daarbij is aandacht vereist voor de specificiteit van alle afzonderlijke steden, zoals Sint Truiden als hoofdstad van Haspengouw. Sint-Truiden en Haspengouw zijn niet gediend met een kunstmatige verwijdering van Wallonië en met een beleid dat plots stopt aan de taal- of provinciegrens.

Wilfried Vandeghinste (WinVorm) staat—“voor Limburg”, zo voegt hij eraan toe—achter het idee PBL. De belangrijkste vraag die hij daarbij stelt is of bestuurlijke grenzen wel de juiste grenzen zijn voor het werkgebied van de PBL. Vandeghinste licht daarnaast de werking van WinVorm toe, met sinds kort de kwaliteitskamer. De hybride samenwerking tussen intercommunales en het provinciebestuur die WinVorm is, is nodig omdat de projecten die voorliggen niet gedefinieerd worden door een bestuurlijke grens, maar wel door een ruimtelijke grens.

Jo Coenen (oud-Rijksbouwmeester Nederland) is zeer te vinden voor het idee PBL—hij heeft het zelfs over de bouwmeester als ‘het geweten van de architectuur’. Hij beroept zich op zijn eigen ervaring als Rijksbouwmeester van Nederland: terwijl het Nederlandse rijksbouwmeesterschap een geschiedenis van 200 jaar kent, werd het in de praktijk overbodig verklaard door de markt. In 2000 werd  Coenen door het kabinet geroepen om het Rijksbouwmeesterschap nieuw leven in te blazen. Volgens Coenen is er eveneens nood aan een zekere ‘opvoeding’, bijvoorbeeld rond het thema ‘openbare ruimte’.

Het werk van een bouwmeester noemt Coenen louter strategie. Net zoals Grafe benadrukt Coenen dat het niet nodig is om angst te hebben voor één persoon als PBL. Om het geweten van de architectuur te belichamen is een indrukwekkend persoon of figuur nodig. Anderzijds moet die persoon onderdeel zijn van een netwerk. Meer nog, de belangrijkste opdracht van de Rijksbouwmeester is het bouwen van dat netwerk. Het kleine team (5 FTE’s) dat Jo Coenen ter beschikking had, dwong hem om partners en vrienden in de strijd te zoeken. Hij vond die partners over het hele land in de werking van ‘architectuurlokaal’—het netwerk van lokale architectuurverenigingen van Groningen over Nijmegen tot Eindhoven. Bij de aanstelling als Rijksbouwmeester was Coenen maar wat blij dat de lokale architectuurcentra er waren.

De PBL kan in die zin een steunpunt zijn voor de werking van het Team Vlaams Bouwmeester; ook de PBL zou in staat moeten zijn om de taken verdelen, eventueel via het installeren van een college van provincie-adviseurs. “En weet je wat? Ik ben Limburger. Herman Reynders’ toespraak is mij uit het hart gegrepen”. De klappen die Limburg vandaag te verwerken krijgt, betekenen voor Coenen niet het einde van Limburg. De situatie dwingt integendeel tot een rigoureus investeringsbeleid en een drastische aanscherping van de ambities.

Peter Bongaerts is stedenbouwkundige en docent aan het Departement Architectuur van de Provinciale Hogeschool Limburg (UHasselt).

Peter Bongaerts pleit voor de Provinciaal Bouwmeester Limburg als minstens een team dat een netwerk kan uitbouwen. Het belangrijkste voor hem is dat de werking opgestart wordt en in dat licht is een persoon een goed begin. Bongaerts vindt het raadzaam om de PBL aan het provinciaal architectuurinstituut te koppelen, niet alleen om de neutraliteit ervan te garanderen, maar ook om de brug te maken naar academisch onderzoek. De PBL is dan niet gebonden aan het provinciehuis en kan zich gedragen als een ‘libero’. De PBL werkt volgens Bongaerts best aan specifieke casussen en spreekt daarbij telkens een netwerk aan van bureaus en deskundigen die de betreffende situatie kennen. De uiteindelijke vorm van de PBL hoeft nu nog niet vast te liggen; een bouwmeester moet volgens Peter Bongaerts vooral inspireren, niet beslissen.

In het decentraliserende Vlaanderen kan een ‘algemene  bouwmeester’ volgens Bongaerts de lokale bouwmeesters templates aanreiken. De PBL zou een adjunct van de Vlaamse Bouwmeester kunnen zijn met een zekere Limburgse autonomie. In die zin—en ook door per casus te werken—is het niet ondenkbaar dat de PBL het Vlaamse niveau kan beïnvloeden.

Het debat wordt door Moderator Ianka Fleerackers afgerond met een nieuwe ronde langs de panelleden: “ Is— rekening houdend met alles wat ter sprake kwam in het debat—een Provinciaal Bouwmeester Limburg nodig?”

  • Veronique Claessens: “Absoluut!”
  • Christoph Grafe staat positiever ten opzichte van de PBL dan bij aanvang van het avonddebat, maar hij blijft zich afvragen: “wat is nu Limburg?”
  • Roland Duchâtelet blijft sceptisch en vreest een woestijnprediker die onbevoegd en onbekend is met de realiteit.
  • Wilfried Vandeghinste reageert positiever dan bij aanvang, vanuit het besef dat elke regio eigen kenmerken heeft en dus vraagt om specifieke maatregelen.
  • Jo Coenen antwoordt: “Nog meer dan ooit geloof ik in de Provinciaal Bouwmeester Limburg”.
  • Peter Bongaerts: “Ik zei ja en het blijft ja – de vorm maakt in eerste instantie niet uit”.

Slotwoord

Het slotwoord wordt uitgesproken door Gideon Boie en Tim Vekemans.

In het slotwoord dankt Gideon Boie de sprekers en panelleden voor de uitzonderlijke rijkdom en openheid van het debat over de Provinciaal Bouwmeeseter Limburg. In plaats van overhaaste conclusies te trekken doet hij een beroep op de verantwoordelijkheidszin van alle aanwezigen om trouw te blijven aan de ambitie van Limburg. Een sterk merk vraagt een kwaliteitsvolle leefomgeving. De Provinciaal Bouwmeester is dus geen doel op zich – dat na Limburg herhaalt kan worden in andere provincies. Provinciaal Bouwmeester Limburg is een moreel appel om werk te maken van een sterke, kwaliteitsvolle leefomgeving in Limburg.

Vanuit de Startnota wordt de nadruk gelegd op de Provinciaal Bouwmeester Limburg als een verdwijnende bemiddelaar. Gideon Boie vult hiermee het paneldebat aan op het punt van de beoogde tijdelijkheid van de Provinciaal Bouwmeester. Het belangrijkste element van de tijdelijkheid ligt in het op gang trekken van een proces waarvan de concrete gegevens nog niet duidelijk zijn, maar waarvan het belang voor Limburg duidelijk is.

Tim Vekemans besluit met te herhalen dat een volwassen architectuurcultuur buiten de cultuur groeit. Hij richt zich hierbij tot de ondernemer in het panel, Roland Duchâtelet, en neemt de vrees weg voor een Provinciaal Bouwmeester als een extra belastend ambtelijk orgaan. Integendeel, de Provinciaal Bouwmeester Limburg moet efficiëntie en winst realiseren in de opbouw van kennis en visie. Projecten worden nu vaak verlamd door een gebrek aan capaciteit bij overheidsorganen. Een belangrijke winst van de Provinciaal Bouwmeester Limburg zal in dergelijk geval behalve ruimtelijke kwaliteit vooral ook tijdwinst zijn.

Tenslotte doet Tim Vekemans een oproep om het debat over de Provinciaal Bouwmeester Limburg verder te zetten. Architectuurwijzer staat hierbij open voor alle opmerkingen en suggesties.

Verslag van de eerste Staten-generaal van de architectuur in Limburg, georganiseerd door Architectuurwijzer, C-Mine, 21 november 2012.

https://architectuurwijzer.be/staten-generaal-vd-limburgse-architectuur/

Categories: Architecture

Share: