Article

Iconoclasme in de architectuur

Gideon Boie


13/03/2019, De Architect

Beeld: Heleen Verheyden (BAVO)

In het recente Architectuurboek 13 van het Vlaams Architectuurinstituut eisen vijf omvangrijke beeldessays de aandacht. Esther Eggermont fotografeert het Zwin bezoekerscentrum naar ontwerp van Coussee en Goris zonder de architectuur in beeld te brengen, wel helmgras, verweerd hout en een ooievaar. Sarah Westphal brengt het Caritas project in Melle door architecten De Vylder Vinck Taillieu in beeld met mysterieuze detailbeelden die blindstaren op de plankenvloer, het glas van de tuinkassen, de gravel en dergelijke meer.

Het gebruik van kunstfotografie in het architectuurboek kent een kleine geschiedenis. Herinnert u nog die tijd dat architecten zelf wat foto’s namen ter publicatie van hun projecten? In het Jaarboek Architectuur Vlaanderen 1996/1997 vermeldt de projectfiche van het woningcomplex aan de Coupure in Gent naar ontwerp van Robbrecht en Daem architecten dat niemand minder dan Paul Robbrecht zelve optrad als fotograaf. Was het een element van trots? Waren er heimelijke ambities? Of was er meer aan de hand?

Jan Kempenaers vertelde eens het verhaal dat zijn fotografie voor datzelfde jaarboek simpelweg geweerd werd. Om de architectuurfotografie te professionaliseren, stuurde het Vlaams Architectuurinstituut (VAi) steevast fotografen op pad om de geselecteerde projecten op de gevoelige plaat vast te leggen. Het voornemen van Kempenaers om alle architectuur te portretteren in de stijl van John Davies’ landschapsfotografie, kreeg de volle lading van de betrokken architecten.

De wrevel zat zo hoog dat architecten de fotograaf rechtstreeks contacteerden met de vraag om de beelden opnieuw te maken, volgens hun richtlijnen, tegen betaling desnoods. De heersende conventie was dat de focus op het object lag, ontdaan van de rommelige context en geplaatst tegen de achtergrond van een helder blauwe lucht. Alle hoekjes en kantjes van een gebouw diende gedocumenteerd. Perspectivische vervorming, schaduwwerking en wolkenmassa zorgden voor extra dramatiek.

Achter de schermen van het jaarboek werd flinke druk uitgeoefend. De beelden van Jan Kempenaers werden afgevoerd. Een tentoonstelling in de wandelgangen van Kunstcentrum deSingel in Antwerpen was een sluikse manier om de beelden alsnog publiek te maken. Een speling van het lot maakte dat het landschapsbeeld van een ontwerp van Macken & Macken wel gebruikt werd als coverbeeld voor het Jaarboek. Niet meer dan cynisch is dat de landschapsfotografie vandaag min of meer tot norm verheven is in architectenland.

Grenzen verleggen

Het verhaal kreeg nog een onverwacht vervolg. Een klein decennium later is de fotografieopdracht de normaalste zaak van de wereld geworden in architectenland. Ik maakte het mee tijdens het werken aan het Jaarboek 2008. De inzending van projecten door architecten gebeurde met beelden van fotografen die eerder door het VAi het veld in gestuurd waren. Een cynische collega in de selectiecommissie reageerde dat de architecten hun inzending kracht bijzetten door te denken in het format van het VAi – wellicht, maar ook niet meer dan begrijpelijk.

Het VAi reageerde met een gezonde dosis opportunisme en nam de professionele beelden die architecten aanleverden over. Het bood ons de mogelijkheid om opnieuw de grenzen te verleggen in de representatie van architectuur. Toenmalig directeur Katrien Vandermarliere schreef een fotografieopdracht uit aan een kunstfotograaf. Zo komt het dat het Jaarboek 2008 een bijdrage van Charif Benhelima waarin architectuur gevat wordt in de voor hem kenmerkende duistere polaroids.

De publicatie gebeurde echter niet zonder slag of stoot. Het onderwerp was jongerencentrum Boekfos naar ontwerp van A2D en Filip De Mulder in de Brusselse voorstad Asse. Binnen de redactiecommissie woedde een heftige strijd over deze heiligschennis. Wat is de waarde van fotografie als het architectuurproject verdwijnt in een deemstering? Het werk van Behelima kwam terecht als een appendix achteraan de bibliografie. De projecttekst werd netjes begeleid met herkenbare fotografie door Jeroen Musch, waarbij de scouts geen twijfel laten over de functie van het object.

Opgelegde frame

In het Jaarboek 2010 belandde het beeldessay in de koelkast. Wel kregen de fotografen uitdrukkelijk de opdracht om gebruik en toe-eigening in beeld te brengen. De vraag zorgde voor nogal wat dwangmatige tafereeltjes van spelende kinderen en zwoegende ouders in het huishouden. Stijn Bollaert had het meest gevatte antwoord. In enkele fotoreeksen bracht hij herhaaldelijk zichzelf in beeld als enige gebruiker van de architectuur. De cameoverschijning van de fotograaf maakte de toeschouwer bewust van het opgelegde frame.

Een paar jaar later, in het Architectuurboek 11 , werd de kritiek verstomd met een beeldessay van magnum-fotograaf Harry Gruyaert. De beelden tonen eigenzinnige poses van gebruikers en voorbijgangers, een groep wielrenners geniet van een fris biertje op een zonovergoten dag tegen de achtergrond van Shopping K, een ontwerp van – jawel – Robbrecht en Daem in Kortrijk. De architectenbureaus volgen een tweede maal.

Er zijn vandaag weinig architectuurbeelden te vinden die geen toevallige passant in beeld brengen. In het Architectuurboek 12 is Nieuw Kinderland ontworpen door Zampone/Burobill door Anja Hellebaut gefotografeerd in alle rommeligheid die een kinderdagverblijf eigen is en tegen de achtergrond van de voortdurende bouwwerf die Brussel is. In een foto van 1:1 Modell Golfclubhaus, een remake van Mies van der Rohe door Robbrecht en Daem architecten, loopt zowaar een hond in beeld. Enkel de Drooghal Arbor in Herselt ontworpen door Office KGDVS verschijnt nog, in een fotografie door Bas Princen, als een onbevlekt stukje absolute architectuur.

Derde trendbreuk

Terug naar het begin van mijn column. De kunstfotografie in het Architectuurboek 13, nu onder redactie van Sofie De Caigny, geeft een laatste draai aan de schroef. De vijf beeldessays gecureerd door Steven Humblet breken radicaal met de ideologie dat architectuurfotografie altijd het project herkenbaar in beeld moet brengen. Blader maar eens in de voorgaande jaarboeken. Een verstrooide gebruiker mocht enkel in beeld komen als het project altijd goed herkenbaar bleef. Het beeld mocht een detail zijn, zolang het maar te situeren is binnen een context.

De kunstfotografie in Architectuurboek 13 laat ons kritisch kijken naar het architecturale meesterwerk. De fotografie loopt niet langer aan de hand van de architect, de fotografie toont niet langer de pretentie van een absolute architectuur, de fotografie is niet langer een PR instrument. Benieuwd of architecten voor een derde maal zullen volgen in de trendbreuk die het VAi introduceerde.

Gepubliceerd in: Architect : Vakblad voor de Architect50 (1), pp. 122-123

Categories: Architecture

Type: Article

Share: