Article
Toerist in eigen stad
Gideon Boie
10/2024, Dertien12

Ik ben vereerd om gevraagd te zijn bijstand te verlenen in de zoektocht “naar de positieve invloed van toerisme op onze blik op de stad en hoe deze beter en slimmer kan worden ingericht.” Het is een herkenbare afweging bij elke Bruggeling: zijn we gastvrij? Of net niet genoeg? Zijn er niet wat té veel toeristen? Doen we genoeg voor de inwoners? Willen we meer toeristen? Of minder? Ik zie het als een bijzondere neurose, noem het toerismeneurose. De Bruggeling leeft van de toerist, maar klaagt er o zo graag over – ‘I love to hate you’ heet dat. Maar wat als dit een valse keuze is? Zou het kunnen dat de toerist en Bruggeling meer met elkaar delen dan we graag denken?
Sta me toe om terug te komen op de sluiting van de stationshal in Brugge, de NMBS sprak over ‘wachtzaal’. Ik schreef een opinie over de kwestie voor De Standaard. Mijn persoonlijke ervaring was de basis, eerst als kleine jongen op weg naar school in Gent, later naar de universiteit, nog later in omgekeerde richting. Het station zit overigens in de familie. Mijn opa was er ooit stationschef, mijn oom verantwoordelijke voor de elektrificatie (zelfs tijdens zijn pensioen had hij nachtmerries over vertraging door problemen met wissels), mijn vader vertelde verhalen over de tijd dat het nog mogelijk was om op het bordes van de vertrekkende stoomtrein te springen.
De boodschap van de het artikel was eenvoudig: noem een stationshal geen wachtzaal, sufkop! Het station is een beschermd monument naar ontwerp van Josse en Maurice Van Kriekinge, 1937. Dé attractie was de stationshal met muurschilderingen (1936) van René De Pauw, getekend ter ere van het vaderland – er staat: ‘myn landekyn ter eere’. De taferelen tonen de Blinker en de Stinker, de Guldensporenslag en wat nog allemaal meer. Zelfs een statie in de kruisweg van Christus. Uit respect voor de muurschilderingen stond het groot bord met ratelende lettertjes jarenlang op de grond. Het kunstwerk gaf de stationshal een magisch karakter, alsof je even in een schilderij kon verwijlen.
De eigenlijke wachtzalen van het station lagen aan weerszijden van de vertrekhal, langs de voorgevel met uitzicht op het stationsplein. Het ging om een buffet enerzijds en restaurant anderzijds – ik zie de witte tafelkleedjes nog op tafel liggen. Het was de plaats waar je in stijl ontvangen werd voor of na een lange reis. Rondom het station was dan ook in de verste verten een sociale voorziening te bespeuren – behalve de Tuf-Tuf, al heb ik daar nog nooit een voet binnengezet. Het oude station lag op ’t Zand, een eindje verderop, om één of andere reden zijn de café’s daar achtergebleven. Het stationsbuffet leek zo te kunnen rekenen op stamgasten.
Een opmerkelijk kenmerk van het stationsgebouw Brugge is de excentrische ligging van de spoortunnel ten opzichte van de stationshal. Het maakte dat je na de aankoop van een ticket nog wat moest hollen door de gangen. Onder het verlaagde deel regeerde een dame met ijzeren hand over het toilet. Voordeel was wel dat de aankomende reizigers direct naar het voorplein geloodst worden. De lelijke plastieken bankjes zijn op een blauwe maandag neergeploft in de stationshal, dat gebeurde toen het buffet gesloten werd. Het buffet werd omgevormd tot een zaal met bagagekluizen. En fietsenstalling. Het restaurant was al langer afgesloten.
Ik kreeg veel reactie op het artikel in DS. Het toont hoe gevoelig het onderwerp ligt bij de Bruggeling, wij zijn trots op ons station. Iemand corrigeerde me over de locatie van de wachtzalen en het restaurant. Iemand trok de discussie open naar de heraanleg van de ring. Ik kreeg zelfs een brief van de NMBS-directie. Het was een antwoord met een uitgebreide argumentatie bij de genomen beslissing. Tot twee keer toe kreeg ik de brief, eerst als een persoonlijke brief, daarna als een brief met de burgemeester, minister Diependaele en andere briefschrijvers in CC. Helaas, de NMBS blijkt een hardhorige klant – wat kan je verwachten.
Waterschade werd ingeroepen – een nogal flauw alibi, want als de afbladderende verf een probleem vormt dan had men beter de stationshal al meer dan 10 jaar geleden afgesloten. Een ander reden was het begin der werken – opnieuw een flauw alibi; een aanbestedingsprocedure (uitgeschreven in het voorjaar 2024) en bouwwerken liggen minstens even ver uit elkaar als droom en daad. Belangrijkste argument was de loketfunctie die aan de kant ‘Sint Michiels’, welke blijkbaar goed inspeelt op de noden van de studentenpopulatie, terwijl de dagjestoeristen meestal met een retourticketje arriveren.
Het nieuw ‘Travel Center’ aan de kant Sint-Michiels toont de ingenieursmentaliteit van de NMBS; stipte treinen in een desolaat landschap. Een stationshal gaat ook helemaal niet over treinticketjes; of toch niet enkel dat. Een stationshal heeft misschien wel uitgerust met loketten, maar belichaamt de gastvrijheid van een stad, het gaat erom reizigers in stijl te ontvangen. Het verlaagde deel in de inkomhal was om familie en vrienden op te wachten of uit te zwaaien. Ik maakte met graagte een omweg doorheen de stationshal. De zijgang gebruikte je enkel als je haastig was – als de fietsparking weer eens vol stond en je achter de lange muur een plek moest zoeken.
Ik kreeg nog geen officieel antwoord van Stad Brugge, enkel een ontvangstbevestiging van een vriendelijke secretaresse; dat valt wel tegen. Maar ik had het genoegen om burgemeester Dirk De fauw kort te spreken tijdens de opening van de Triënnale – daar dienen recepties voor. Ik zal niet uit de biecht klappen – een receptie blijft toch een beetje een colloque singulier – maar kan wel zeggen dat de burgemeester het voorstel zeer genegen was. Mijn voorstel was kinderlijk eenvoudig: maak van de stationshal een gastvrij onthaal, schenk koffie, biedt toeristische foldertjes aan, organiseer een lezing, projecteer een film, lees brieven aan de stad, etc. Desnoods één dag per week.
Ere wie ere toekomt. Mijn voorstel was een enthousiaste omarming van een suggestie die architectuurcriticus Marc Dubois deed aan de burgemeester Dirk De fauw. Marc Dubois stuurde een forward van zijn email. Het idee was opgekomen bij de persvoorstelling van de Triënnale. Na afloop stond de criticus voor gesloten deur van de stationshal. Marc Dubois stelde voor om de stationshal te openen in het kader van het Triënnale-thema ‘Spaces of Possibility’. De stationshal is onderbenut en heeft nood aan verbeelding, het is een echte space of possibility. Er zijn zo van die dagen dat je afvraagt wat er moeilijk is aan de optelsom 1+1.
Minister-president Jan Jambon gebruikte in zijn toespraak bij de feestelijke opening van de Triënnale de heel toepasselijke term ‘zwerfruimte’ – hij inspireerde zich op het gelijknamige boek van RE-ST architecten. Je hoeft niets te bouwen, de architectuur is er al, we moeten gewoon anders leren kijken naar de ruimte die al beschikbaar is. De minister-president koppelde hiermee het klimaatvraagstuk aan de erkenning van UNESCO-werelderfgoed – ook dat is zo eenvoudig als 1+1. Brugge zou zo maar eventjes het voorbeeld kunnen geven met de bouwstop door historisch erfgoed andere invulling te geven.
In de stationshal vallen verleden en toekomst samen. Marc Dubois stuurde ter herinnering een artikel over het nieuwe station van Brugge uit het tijdschrift BATIR 77, 1939, 159-162. Coverstory was het ontwerp van Josse en Maurice Van Kriekinge, 1937. In het artikel heet de stationshal de ‘salle des pas perdus’ – dat is een term die nog steeds in gebruik is in het Justitiepaleis van Brussel. Dan begrijp je waarom de wandschildering ‘Myn Landekyn ter Eere’ (1939) van de Brugse schilder René De Pauw daar geïnstalleerd was: een wachtende mens kreeg iets om bij weg te dromen. Het wandschilderij biedt een Vlaamse Canon avant-la-lettre.
Het voorstel van tijdelijk gebruik van de stationshal past in deze functie van ‘verloren stapjes’ en herbevestigt de functie van het station als ontvangstruimte van de stad. Ken je het gevoel van psychastenie? Het gaat om dat overweldigende gevoel bij het arriveren in een grote stad: het station is onbekend, het is een drukte van jewelste, mensen doen onverschillig hun ding, anderen kijken met vragende blik, je voelt je verloren, je wacht onzeker op je afspraak; kortom, je lijkt te verdwijnen in de ruimte. Het is op deze plaats dat de minste informatie een houvast biedt, je kan een plannetje bemachtigen, je kan een persoon aanklampen, en je kan dus ook naar een schilderij staren.
Vergis u niet. Gastvrijheid, dat gaat niet alleen over toeristen, maar ook over Bruggelingen. Vandaag is er voor Bruggelingen weinig reden om naar het station te komen, behalve om de trein nemen. De sociale voorzieningen op het stationsplein zijn niet bepaald aantrekkelijk. Herinnert u nog de plannen om een cinema te bouwen naast het station? Het was ergens eind jaren 1990. Enkel de parking is gerealiseerd, die stond jarenlang te wachten op bebouwing. En het Vlaams Administratief Centrum, maar dat is ook maar een dode bedoening. Toch opmerkelijk hoe de NMBS uitblinkt in wanbeheer en het ondertussen verkoopt als modernisatie van stationsomgevingen.
Laat me afsluiten met een kleine schets van de tijdelijke pop-up in de stationshal: het is een open structuur, eventueel met loketfunctie, maar in ieder geval een plaats voor horizontale verbinding met de klant, aangevuld met een uitwisseling tussen relevante overheidsdiensten, zoals NMBS, toeristisch infokantoor van de stad, monumentendienst, architectuurorganisatie (Archipel bijv.), een wekelijkse filmavond (dat kan gebeuren door De Republiek), volksdans desnoods, en vergeet niet de Provincie, ik denk dan aan Westtoer. Het belangrijkste is de koffietafel, die moet centraal staan, de krant met cultuurbijlage ligt ter inzage, een stadsplan van de Triënnale ook.
Ik zie de installatie voor als op bezoek gaan bij (groot)moeder in de achterkeuken. Aanbellen hoeft niet, je komt gewoon binnen via de achterdeur. Voor je het weet heb je een kop koffie in de hand en ben je op de hoogte van alle nieuwe ditjes en datjes. De pop-up installatie zou goed zijn om dagjestoeristen hartelijk en gastvrij te ontvangen. Maar het kan ook voor Bruggelingen een vertrekpunt vormen voor allerhande fietstochtjes, kunsttriënnales en wat nog allemaal meer. Het goede nieuws: de parking is dichtbij en er is altijd plaats. Geef toe: je hebt toch allemaal al eens de toerist in eigen stad willen zijn?
Bibliografische noot: Gideon Boie, ‘Toerist in eigen stad’ in Brieven aan de stad, Dertien12 & De Republiek, red., (Brugge: Architectuuratelier Dertien12, 2024), 238 – 241.
ISSN: 9789464989595
Categories: Urban planning
Type: Article