Article

De architectuur van Benoît

Gideon Boie


18/03/2024, ArchiNed

De term kunstintegratie toont hoe creativiteit doorgaans verdwijnt onder de naam van de architect. De kunstenaar wordt gezien als een dienstverlenend rolletje, even operatief als de rol van een landmeter of fotograaf. Bij het werk van Benoît (artiestennaam voor Benoît van Innis) moeten we de rollen toch maar eens durven omdraaien. Dit artikel is een ode aan de architectuur van Benoît die 24 februari overleed.

“Mensen zonder een scherp gevoel voor architectuur, vinden vaak de ingang niet van postmoderne gebouwen”. Een deftige heer in driedelig pak staart verweesd voor zich uit, hij lijkt zelfs wat achterover te vallen, in een landschap waar geen samenhang in te vinden is. Je herkent een paar primaire vormen, een neus, een felle zon. De prent is Benoît op zijn best: een klare lijn, een ietwat absurde scène, vaak met gortdroog commentaar als onderschrift. De prent toont ook Benoît als een kenner van het architectuurwereldje, een insider die met een sardonische lach commentaar levert.

Het grafisch werk van Benoît (1960-2024) kreeg de laatste jaren een abstracter karakter, zeker in de zogenaamde kunstintegratie. Deze bijdrage aan architectuur is een onvolprezen nalatenschap. De renovatie van het metrostation Maalbeek (2009) ging de wereld rond na de bomaanslagen op 22 maart 2016. De starende gezichten werden het symbool voor de dodelijke aanslag, al waren die oorspronkelijk eerder bedoeld als een lichtvoetige verwijzing naar wachtende reizigers. De renovatie van het station was een samenwerking met De Smet Vermeulen architecten.
Het gedenkteken in de hal van hetzelfde metrostation Maalbeek, geopend juli 2016, is minstens even indrukwekkend. Iedereen die vandaag het metrostation binnen wandelt loopt recht op de ‘wandelende olijfboom op verschroeide akker’, een spel van lijnen met een gedicht van Federico García Lorca als onderschrift. De wandelende olijfboom maakt van de inkomhal een driedimensionaal werk in de beste traditie van zijn tekeningen. Benoît werd bekend met prenten in Vlaamse kranten en tijdschriften, later ook Paris Match en The New Yorker.

De prenten hielden het midden tussen kunst en cartoon, wat maakt het uit. Belangrijker is de herkenbaarheid van de situaties : het gaat om huiselijke taferelen, vernissages, voetbalmatchen, allerlei soorten uitstapjes en wat nog allemaal meer. De tekeningen zijn doorspekt met een goede dosis ‘Belgisch’ absurdisme. Typische tafereeltjes gaan over een gezelschap dat niet opmerkte dat een man van de dressoir tuimelde, een deftig heertje dat zich als een klein kind verstopt tussen kast en schouw, een man in ondergoed die zijn dossiers verorbert.

Zie het als een surrealisme in de trant van Luis Buñuel met een onderkoelde commentaar op het burgerlijke leven, maar dan wel binnen een kinderlijk en kleurrijk universum. Zo werd een 11 metershoge muurschildering (2002) aangebracht aan de hoofdingang van het Jan Breydel voetbalstadion in Brugge. Hij sublimeerde het voetbalspel in een aantal figuurtjes waarvan onduidelijk is wat ze eigenlijk aan het doen zijn. Verflikjes in primaire kleuren lijken te verwijzen naar verschillende ploegen. Het architecturale werk van Benoît staat opmerkelijk op zijn website gecatalogiseerd onder de rubriek ‘realisaties’.

Benoît had een uitgebreide samenwerking met noAarchitecten dat begon met het restaurant De Refter (2007) in Brugge en het Stadhuis in Menen (2008) – waarover verder meer. Het ontwerp voor de Faculteit Recht van de Universiteit Hasselt (2008–2015) in de voormalige gevangenis bestaat uit tegels en de typische gekrabbelde optelsommetjes op de glazen deuren van de cellen, alsof de student de dagen aftelt. Een recent werk is het Prentenkabinet van Museum Plantin-Moretus (2016) waar een gevelcompositie uitgewerkt werd in massief hout als was het een letterbak.

Bij de heraanleg van de markt van Deinze (2013) pakte Benoît de hele publieke ruimte aan. Het gaat in de eerste plaats om het tegelpatroon met lijnen die de vier seizoenen representeren. Het kleurenpalet was een knipoog naar de Leieschilders. Een plafondbekleding werd aangebracht op de forse luifel, alsof de wereld op zijn kop staat, met een abstracte tekening in de trant van de drippings van Jackson Pollock. De stadskernvernieuwing gebeurde in samenwerking met Marie-Josée Van Hee en Robbrecht & Daem architecten.

Benoît hoopte met de kunstintegratie een onvergetelijke indruk na te laten – dat lezen we in zijn notities voor de bijdrage aan het kinderdagverblijf Nieuw Kinderland (2012) in Brussel. De speelse motieven van de keramische tegelvloer lijken een verbrokkeld hinkstapspel en lopen door van binnen naar buiten. Ook de terrassen en hellingbaan kreeg dezelfde tegels als in de leefgroepen. Ook zien we diverse kleuren op het vast meubilair en speelse illustraties op de glaspanelen, als was het een likje verf. Het ontwerp gebeurde in samenwerking met Burobill en Zampone architecten.

In een anekdote bij het ontwerp voor Nieuw Kinderland beschrijft Benoît een ontmoeting met een schooldirecteur in Portugal voor wie de keramische tegels uit de school in haar eigen vroege kindertijd een diepe indruk nagelaten had. Ik lees het gebruik van de tegel door Benoît als het spelen met een fetisj die toelaat om het leven betekenis te geven. Kinderpsychiater Peter Adriaenssens zei eens over een mooie architecturale inrichting dat het voordeel ervan vooral lag in het geruststellen van de ouders. Benoît lijkt er juist wel op te rekenen dat architectuur een rol kan spelen in een Freudiaanse verdichting waarbij tal van andere betekenissen samenvallen in een keramische tegel.

Ook het ontwerp voor het Stadhuis van Menen verheft de kunstintegratie tot een hogere dimensie. Het commentaar verdwijnt hier letterlijk in het behang. De loketten werden ondergebracht in voormalige winkelruimtes die in de loop van de geschiedenis aangebouwd werden aan het belfort. De ruimten worden ingericht als gezellige huiskamers die verbonden zijn met statige tussendeuren en ingericht zijn met elegante commodes. Het motief op het papierbehang is niet meer dan pennenkrulletjes, datgene wat iedereen wel eens uit verstrooiing op papier nagelaten heeft. Elke ruimte kreeg een ander pennenkrulletje.

Anders dan de idee van kunst als subliem object ter contemplatie in een white cube, wordt kunst in het werk van Benoît deel van de gebouwde omgeving. De werken van Benoît gaan voorbij aan het obligate kunstwerk aan de muur van publieke gebouwen, maar verdwijnt in de architectuur, meer nog: het kunstwerk is architectuur. Zo gaf architect Philippe Viérin (noAarchitecten)  bij een rondleiding in het Stadhuis van Menen met een knipoog toe dat de kosten van de inrichting gedrukt werd aan het verlaagde 6% btw-tarief. Er is in de kunst wellicht niets subliemer dan haar praktische aard.

Gideon Boie, ‘De architectuur van Benoît’, ArchiNed, 18/03/2024.

Website Benoît

Categories: Architecture

Type: Article

Share: