Article
Mag architectuur voor jeugdzorg mooi zijn?
Gideon Boie en Vjera Sleutel
30/06/2021, Psyche
Image: Filip Dujardin
Er zijn projecten waar je als architect nooit een vraag over krijgt, het is een opmerkelijk statement van An Fonteyne bij aanvang van haar lezing over de Leemwinning in Mechelen, ontworpen door noAarchitecten. Zou het kunnen dat het programma van de bijzondere jeugdzorg net iets té bijzonder is voor tere zielen? Of ligt het aan de moeilijke ontwerpuitdagingen in de jeugdzorg? De lezing gaf alvast een goed inzicht in de dilemma’s van een architect actief in de wereld van de jeugdzorg.
De zorgsector blijft voor de architect onbekend terrein, bekent An Fonteyne. Complexe regelgeving zorgt ervoor dat telkens weer dezelfde ontwerpbureaus aan zet komen. Beperkte middelen in de zorgsector laten weinig ruimte voor fantasie. Grote volumes zijn aanleiding voor repetitie in grondplannen en façades. Daarbij komt volgens An Fonteyne de meer fundamentele uitdaging in de moeilijke identificatie met gebruikers. Bij het ontwerp van een school zijn de noden en verlangens vrij gemakkelijk in te beelden, maar bij jongeren met agressieaanvallen wordt het moeilijk.
Een ander probleem in de zorg is het wegvallen van vanzelfsprekende ontwerpreflexen. In de jeugdzorg spreekt iedereen over de introductie van stedelijke kwaliteit, maar die vraag botst even vaak met de landelijke setting. Fonteyne verwijst naar de gesloten jeugdinstelling De Zande in Wingene, waarvoor noAarchitecten een ontwerpvoorstel deed. De zogenaamde Succursale staat symbool voor een heropvoeding die gebeurde door jongeren los te trekken uit hun vertrouwde omgeving en toch lag ook daar de uitdaging in stedelijke integratie.
Ook het herstel van zelfregie is zo’n terugkerende vraag die telkens botst met de ruimtelijke context. Fonteyne verwijst naar een bezoek aan De Hutten, een gesloten jeugdinstelling in Mol ontworpen door AWG architecten. Tijdens een bezoek ontmoet ze een jonge bewoner die in een volledig verduisterde kamer verblijft. Het gebruik van zonnewering als mechanisch gordijn was een technische oplossing waarbij duurzaamheid gekoppeld werd aan veiligheid. Gevolg is wel dat een technisch defect alle goede bedoelingen ongedaan maakt.
De uitweiding brengt An Fonteyne uiteindelijk op de Leemwinning, een proeftuinproject van vzw Emmaüs dat jongeren met ernstig gedragsproblematiek begeleid in de terugkeer naar huis. De nieuwbouw voorziet in een kleinschalig, tijdelijk verblijf voor jongeren en ruimte voor intensieve begeleiding samen met ouders en netwerk. De instelling is opgebouwd in de vorm van een viertal rijhuizen langs de Jubellaan, een drukke invalsweg. Twee huizen bieden elk plaats aan zes jongens tussen 12 en 18 jaar. In de twee centrale huizen bevinden zich de kantoren en ontvangstruimte.
De eigenaardige typologie van de Leemwinning contrasteert met de gebruikelijke grootschalige zorginstellingen. Elke rijwoning wordt voorzien van een eigen inkom met luifel waardoor de afdelingen duidelijk herkenbaar zijn. De structurele baksteen wordt ingezet als decoratief element die elke gevel een eigen karakter geeft. De context en schaal speelt slim in op de zorgvisie die aansluiting zoekt bij de samenleving en vooral ook de woonomgeving van jongeren.
De gekoppelde rijwoningen van de Leemwinning staan ietwat afgezonderd langs de drukke doorgangsweg. Het nederzettingspatroon is er dan ook eentje van een typische steenweg in Vlaanderen met versnipperde bebouwing. Het drie meter hoge hekwerk rond het perceel blijft nodig, niet zozeer om jongens binnen te houden, maar vooral om externen buiten te houden. Tuinarchitect Jan Minne maakte een ontwerp waarbij het hekwerk op termijn verdwijnt in begroeiing van planten.
Een tweede verschil met de traditionele zorginstelling ligt in de interne organisatie. Een opvallend element is de compacte schakeling van het dag- en het nachtgedeelte, waardoor lange gangen vermeden worden. De twee woningen zijn verbonden met een interne doorgang langs de kantoren, ontvangstruimten en keuken. Het niveauverschil op het terrein werd gebruikt voor een split-level met slaapkamers. Het hoogteverschil schept tegelijk de kans om het overzicht te bewaren, wat nodig is voor de veiligheid.
In de vormgeving van het interieur werd gekozen om bouwmaterialen zichtbaar te laten, zoals ruw beton, OSB-houtplaten en snelbouwbakstenen. De brute materialen worden afgewisseld met huiselijke elementen, zoals het blokparket op de vloer en vooral ook de centrale trap. Opmerkelijk genoeg is de trap niet weg gestopt in een gesloten, brandwerende koker. Hierdoor functioneert de trap als een instrument die de verschillende ruimten verbindt en tegelijk overzicht biedt. Pronkstuk van de trap is de balustrade met houtsnijwerk van kunstenares Carine Weve.
De trap blijkt de lastigste vraag op te werpen. An Fonteyne vertelt dat iemand bij de opening haar aanspreekt met de boodschap dat wellicht iedereen zo’n schitterende trap wil in de eigen woning en dat deze daarom ongepast is in een zorginstelling. Het ascetische ideaal van ziekenhuizen botst met een zorgvisie die gericht is op huiselijke discipline en respectvolle omgang. Het confronteert An Fonteyne met het ethische dilemma: kan een gebouw té mooi zijn voor haar gebruiker? En, als we respect vragen aan probleemjongeren, verdienen zij dan geen respectvolle omgeving?
Fotografie: Filip Dujardin
Deze tekst baseert zich op de lezing ‘Crime & Care’ die An Fonteyne (noAarchitecten) gaf in het kader van de studio Care Architecture aan de Faculteit Architectuur KU Leuven, 09 december 2020.
Tags: Care
Categories: Architecture
Type: Article