Article

Hoe echt is levensechte architectuur?

Gideon Boie en Fie Vandamme


14/12/2015, ArchiNed

Image: Dries Luyten

De ontmoeting tussen de geplande en geleefde stad is het onderwerp van de tentoonstelling Levensecht De performantie van de moderne stad in de DeSingel, Antwerpen. Curator Tom Avermaete (TU Delft) presenteert met een selectie unieke documenten de ontstaansgeschiedenis én het gebruik van zes modernistische stadsontwikkelingen in alle uithoeken van de wereld.

De focus op het alledaagse leven is een verademing voor zover de gebruikelijke monoloog van de architect doorbroken wordt. Vreemd genoeg drukt de tentoonstelling elke hoop dat ontwerp en gebruik ooit samenvallen… de kop in. Het tijdsinterval ‘van plan tot toe-eigening’ is allesbepalend in het verhaal van Avermaete en dat is een boodschap in mineur. De geleefde stad wordt losgekoppeld van de architecturale productie en geparkeerd in de postproductie. Het leven verschijnt pas ten tonele als het mooie werk van de architect is afgerond.

De omkering van de formule ‘van toe-eigening tot plan’ – nogal dramatisch aan de overzijde van de zaal gepositioneerd – is niet uitgewerkt in de tentoonstelling. De processen van toe-eigening zijn poëtisch, soms vermakelijk, maar altijd onschuldig. Feedbackloops van gebruik naar planvorming zijn niet aan de orde. De veranderingen in gebruik en de oorspronkelijke bedoelingen van de ontwerper vormen een kosmische eenheid. De meester-architecten van het modernisme hoeven – zelfs post mortem – niets te vrezen.

De expositie lijkt vooral het absorptievermogen van architectuur ten aanzien van de diverse gebruiken van kleine mensen te thematiseren. De zes voorbeeldprojecten brengen ons op een formulering van zes ideologische interpretaties van toe-eigening in de architectuur – in de willekeurige (?) volgorde van de presentatie in DeSingel:

1) Architectuur beperkt de toeëigening tot het private domein

In Skjetten, nabij Oslo, werd een door architect Nils-Ole Lund ontworpen modulair bouwsysteem van eengezinswoningen overgedragen aan de bewoners. De consumenten kregen een 200 pagina dikke gebruiksaanwijzing meegeleverd die hen in staat stelt de modules naar eigen believen te schikken en wrikken. De gebruiksaanwijzing is niet bepaald het typische IKEA-blaadje dat elke doe-het-zelver bij de hand houdt, maar eerder een lijvig dossier met productspecificaties en technische details. Het modulair systeem schept enerzijds de openheid om – laat ons zeggen – zeven kleine verschillen te creëren ten opzichte van de buurman, anderzijds sluit het dezelfde individuele expressie/expansiedrang af richting de collectieve ruimte door de vormgeving van het stratenplan, percelen en tuinen te betonneren.

2) Toe-eigening is de kunst van het georganiseerde buurtonderhoud

In Berlin-Marzahn staat de plattenbau ontworpen door het anonieme ‘Kollektiv von Architekten und Bauschaffenden des Aufbauleitung’ symbool voor het nieuw, socialistisch wereldbeeld. Montagebouw maakte de constructie van steden goedkoper, sneller en lichter. We zien hoe binnen het repetitief kader van de flatwoning zich een toneel van diverse leefpatronen ontvouwt zonder dat de normen van de gebouwen wijzigen. Bijkomend speelt het leven in Marzahn zich af in de aanleg van de groene buitenruimte en het onderhoud van de gemeenschappelijke trapdelen. De stipt georganiseerde burgerdienst stelde alle bewoners in staat met volle overgave te participeren in het onderhoud van hun bouwblok.

3) Toeëigening laat je beter over aan de architect

De wijk La Corneuve maakt deel uit van de Parijse banlieu en ontpopte zich een aantal jaar geleden tot een notoire probleembuurt. Het alledaagse leven botste hier op nooit ingeloste beloften van het modernisme. In de wijk ontbrak het aan essentiële sociale voorzieningen. Te midden van de grijze monotonie vormen de kleurige handelspanden op de gelijkvloerse verdieping een vrolijke noot en teken van leven. De architectuur kreeg zoals gewoonlijk de schuld voor alle problemen. Resultaat is dat ‘La barre d’habitation Debussy’ na nog geen 16 jaar gebruik te beurt viel aan volledige sloop. En toen kwam Lacaton & Vassal op het toneel. Zij ontwikkelden in 2010 een studie voor een gelijkaardig gebouw ‘Barre Mail de Fontenay’  waarbij een (tweede) glazen gevel mogelijkheidsvoorwaarde is voor een gevoelige uitbreiding van de leefruimte voor de kleine mens.

4) Architectuur voert esthetische controle over kleinmenselijke dromen

In Brasilia was de afgelegen locatie in het binnenland van Brazilië de aanleiding voor een ‘insitu industriële productie’ waarbij de nodige prefab bouwmaterialen ter plaatse geproduceerd werden. Het pilootplan was richtinggevend voor wat betreft de stedelijke layout waarbinnen een sociologische mix van arm en rijk vastgelegd werd. De stad voorziet tegelijk in een ruime publieke ruimte die drager wordt van allerhande, ongespecificeerde activiteiten. De architectuur voert hierbij een ‘esthetische controle’ uit over de manifestaties van het alledaagse leven kadert en laat opgaan in een bovenmenselijk decor.

5) Architectuur gaat aan het leven vooraf

In Chandigarh wordt door Le Corbusier een systeem uitgelegd waarbij het toekomstbeeld van de stad vast komt te liggen zonder transformaties te verhinderen. Op die manier gaat esthetische controle en de vrijheid van het leven onproblematisch in elkaar over. De gebouwde materie wordt opgevat als een architecturaal canvas waarop het gewone leven genegotieerd wordt. De sociale stratificatie eigen aan de Indiase samenleving kan zich ongestoord ontplooien als een groots relationeel spektakel. De architectuur is het geïnspireerd decor dat het leven in een kastensysteem voorafgaat en mogelijk maakt.

6) Toeëigening is de natuurlijke aanpassing van het leven

In Casablanca zien we hoe spontane aanpassingen van woningen als gevolg van de veranderende noden en verlangens van bewoners past binnen een evolutionair stedenbouwkundig model van architect Michel Écochard. Zo transformeren de bewoners horizontale patiowoningen traag maar gestaag tot een verticale stad. De vele transformaties laten het publieke netwerk ongemoeid, zoals het stratenpatroon in de eerste plaats. De lijkt wel een karakter uit een Walt Disney tekenfilm die ondanks alle aanslagen onvermoeibaar overeind krabbelt. De architectuur-die-alles-overleeft zorgt ervoor dat het collectieve leven ongestoord zijn gangetje gaat en dat het goed wonen en werken is in deze buurten.

De tentoonstelling Levensecht toont als geen ander hoe het idee van de ‘toe-eigening’ is gaan functioneren als het ideologisch supplement van de moderne architectuur. Een architectuur die zich wil verhouden tot het volk, gunt het volk ocharme de rol van eindgebruiker. De architect schept een bovenmenselijke stadslichaam en verkneukelt zich over de noeste pogingen van de mens om zijn of haar leven een plaats te geven hierbinnen. In geen enkel geval mag het ontwerpproces zelf onderwerp worden van toe-eigening. Het ontwerp blijft het autonoom speelterrein van de architect – het is een wet die geldt van het voormalige Oostblok tot in Amerika, van de Punjab tot aan de Noorse fjorden, van Parijs tot in de ex-kolonies.

Het brengt ons terug op de selectie van de curator. De zes voorbeeldprojecten uit het modernisme tonen een minimale en vooral gedateerde vorm van toe-eigening. Hoe is het mogelijk dat een tentoonstelling met als thema ‘toe-eigening’ voorbijgaat aan de hedendaagse praktijken die zich inspireren op het gemeenschappelijk vorm geven aan de leefomgeving – hetzij stad, wijk of woning? Hoe is het mogelijk dat geen woord gerept wordt over de architectuur van zelfbeheer? De historicus in Avermaete hangt vast aan de grote zekerheden van de geschiedenis. Maar het vermoeden is dat het proces van toe-eigening door een gebruiker des te groter is naarmate de schaal van het project kleiner wordt en ook de architect zijn eigen bijdrage moet herdenken. Ietsje meer eclecticisme had plaats kunnen bieden aan markante verschillen van toe-eigening die voorbij gaan aan het eeuwige spel van ontwerp versus leven.

 

Categories: Architecture

Type: Article

Share: