Article

Gesloten doch humaan

BAVO


2012, Extra City

Image: Jonas Staal

Performantie rapport betreffende het Agema Gevangenis Model van Jonas Staal

1. Inleiding

Fleur Agema, vandaag tweede kamerlid voor de partij van Geert Wilders, Partij Voor de Vrijheid (PVV), behaalde in 2004 haar diploma architectonische vormgeving aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Het afstudeerproject betrof een ontwerpstudie met als titel ‘Gesloten Architectuur’ naar een gevangenismodel waarin de architectuur bijdraagt aan gefaseerde heropvoeding.

De projectie van een nieuw gevangenismodel door Agema ontsnapte aan de publieke aandacht, was het niet dat beeldend kunstenaar Jonas Staal de studie in 2011 introduceerde binnen zijn project ‘Politiek Kunstbezit’. Jonas Staal reconstrueerde de studie van Agema waarheidsgetrouw en vulde de hiaten aan waar nodig.

De gezamenlijke onderneming resulteert in een vernieuwend gevangenismodel waarin hedendaagse ideeën omtrent gefaseerde strafuitvoering worden versterkt vanuit de architecturale vormgeving. De koppeling van strafuitvoering en architectuur is niet nieuw – gevangenissen zijn van alle tijden. Wel nieuw is het gebruik van een divers instrumentarium van architecturale en ruimtelijke kwaliteiten om binnen het houvast van de vrijheidsberoving een gevangenenmobiliteit te genereren.

De vernieuwing is van dien aard dat wij gerust kunnen spreken van nieuwe gevangenistypologie, die wij het Agema Gevangenis Model noemen. In de hierna volgende uiteenzetting identificeren wij de vernieuwende elementen die Agema en Staal introduceren in het gevangeniswezen. Tenslotte formuleren we enkele antwoorden op een aantal praktische hiaten die optreden in de vertaling van het model naar een realistisch alternatief.

2. Situering

Vooraleer in te gaan op de inhoud van het Agema Gevangenis Model is een situering nodig aangaande het auteurschap.

In het debat dat ontstaan is naar aanleiding van de presentatie van ‘Politiek Kunstbezit III: Gesloten Architectuur’ heeft Fleur Agema zich gedistantieerd van haar afstudeerproject. Agema verdedigt nu de officiële partijlijn omtrent strafuitvoering: de organisatie van tuigdorpen. Dit gevangenisconcept houdt het midden tussen de 19de eeuwse ‘one size fits all’ stapelhuizen en de Middeleeuwse verbanning. In het licht van dergelijk archaïsch gevangenisconcept is het Agema Gevangenis Model een lovenswaardig initiatief dat juist wil afrekenen met de gevangenis als broedplaats van delinquentie.

In de publieke manifestaties rondom ‘Politiek Kunstbezit III: Gesloten Architectuur’ stelde Jonas Staal zich op als grootste criticus van het Agema Gevangenis Model. Staal presenteerde het model als een dystopische weerspiegeling van de hedendaagse controlemaatschappij gericht op het doorgroeien of degraderen van individuen binnen diverse fasen. Wij gunnen de kunstenaar het recht op een persoonlijke interpretatie. Deze artistieke autonomie doet echter geen afbreuk aan de waarde van het Agema Gevangenis Model in de zoektocht naar een eigentijdse, humane strafuitvoering.

Het Agema Gevangenis Model is politiek kunstbezit en weerstaat als zodanig de terugtrekkende bewegingen door de auteur. Het ligt ingebed in een rijke kennistraditie waar beide auteurs schatplichtig aan zijn. Iedere lezer kan hierdoor het Agema Gevangenis Model zelfstandig naar waarde schatten.

3. Visievorming en implementatie

De studie van Fleur Agema bestaat – zoals gebruikelijk in het architectuuronderwijs – uit twee luiken.

De eerste studie omvat een algemene verkenning naar de gepaste architecturale inrichting van de verschillende gevangenisregimes binnen een gefaseerde strafuitvoering. Binnen één gevangenis worden vier fasen onderscheiden met telkens een bijhorende graad van architecturale luxe. De vier fasen werden benoemd vanuit de ruimtelijke activiteit die het organiseert: De Bunker, Het Wennen, het Wachten en het Licht. Architecturale en ruimtelijke kwaliteiten differentiëren de fasen onderling – o.a. door beschikbare oppervlakte, materiaalgebruik en lichtnuance. De architecturale incentive stimuleert de gevangenenmobiliteit tussen de fasen in de gevangenis.

De tweede studie past de verworven kennis toe op een concrete locatie: het Hembrugterrein in Zaanstad. Het betreft een voormalig militair domein dat ooit onderdeel was van de Stelling van Amsterdam. De implementatie benoemt opnieuw vier fasen:

  • Het Fort betreft de eenzame opsluiting in een duistere kerker waar de gedetineerde inzicht verwerft in de schuld- en delictketen;
  • De Legerplaats betreft verspreide ondergrondse paviljoens met glazen opbouw en moestuin waar de gedetineerden een zelfstandig en zelfvoorzienend leven opbouwen;
  • De Artillerie Inrichting is gevestigd in de voormalige militaire barakken waar de gedetineerden in gemeenschap samenleven en opereren;
  • De Wijk vormt een buitenwijk van waaruit de gedetineerden overdag deel aan het normale maatschappelijke functioneren.

De vierdeling van de gevangenis wordt geaccentueerd door het terrein gedeeltelijk te overstromen.

4. Fundamentele concepten

De belangrijke vernieuwing die het Agema Gevangenis Model introduceert, ligt in de volgende uitgangspunten.

1) De gevangenis ligt binnen de horizon van de wet

Het Agema Gevangenis Model breekt met de traditionele gevangenis als een onbestemde zone waarin deviante individuen onderworpen worden aan de vrijheidsstraf ongeacht de aard van het delict en ongeacht de bewustzijnstoestand. De strafuitvoering wordt onderworpen aan een totale architecturale en ruimtelijke vormgeving die voldoet aan expliciete doelstellingen en uitsluitende voorwaarden. Deze positieve invulling van de vrijheidsberoving laat de gevangenis functioneren als een normaal en betekenisvol onderdeel van het maatschappelijk gebeuren.

2) Form follows phase

De vormgeving van de gevangenissen zijn vandaag nog eenzijdig gebaseerd op een moralistisch ideaal van inkeer en boetedoening in de cel. Het aanvullend programma met betrekking tot tewerkstelling, onderwijs of ontspanning is doorgaans ad-hoc ondergebracht in restruimte. In het kader van ondercapaciteit wordt een individuele cel vaker wel dan niet gedeeld met grondslapers. Het Agema Gevangenis Model beperkt de eenzame opsluiting tot een eerste fase van een gedifferentieerd strafregime. De eenzame opsluiting krijgt betekenis en zin binnen de doorgroeimogelijkheden die hierdoor ontstaan voor de gedetineerde naar gemeenschappelijke woondetentievormen. Aanvullende programma’s worden hierbij progressief vertaald in de ruimtelijke infrastructuur en architecturale luxe.

3) De gevangenis disciplineert gedetineerden net goed als voorbijgangers

De gevangenis heeft vandaag haar centrale stedelijke functie verloren door de evacuatie naar non-places buiten de bewoonde wereld – vaak op bedrijventerreinen. Dergelijke generieke locatie negeert de traditionele symboliek van 19de eeuwse stadsgevangenissen en ook de rituelen die de Middeleeuwse verbanning ondersteunden. De onherkenbaarheid en onzichtbaarheid van de gevangenis vandaag blokkeert het moreel appel dat gemaakt wordt als een deviant individu beroofd wordt van de bewegingsvrijheid. Het Agema Gevangenis Model introduceert opnieuw een architecturale vormentaal en ruimtelijke inbedding die per fase een specifiek strafregime helder en kunstig aanwezig stelt in de publieke ruimte.

5. Historische waarde

De fundamentele uitgangspunten in het Agema Gevangenis Model liggen ingebed in de algemene erkenning dat een individu die onderworpen wordt aan de vrijheidsstraf op geen enkele manier berooft wordt van universele mensenrechten. In het gevangenisgebeuren is door de eeuwen heen de strafuitvoering veelal komen samen te vallen met het praktische beveiligingsvraagstuk – waardoor de gedetineerde naast de bewegingsvrijheid ook elke vorm van privacy inleverde. De gedifferentieerde beveiligingsregimes in het Agema Gevangenis Model voorkomt dat de strafuitvoering nog langer vervreemdt van de sociale doelstelling om deviante individuen tot inkeer te brengen en herop te voeden tot verantwoordelijke burgers.

Architectuur blijkt voor de responsabilisatie van delinquenten uitermate geschikt. Het is dan ook een merkwaardige situatie dat de gevangenis aan de geschiedenis van de moderne architectuur ontsnapt is tot op vandaag. Dit, terwijl het modernisme per slot van rekening al een eeuw lang zowat elke maatschappelijke activiteit onderhanden genomen heeft: van publieke gebouwen (overheidskantoren, kerken, scholen, arbeidsplaatsen, shoppingcentra, gemeenschapshuizen, vrije tijdsvoorzieningen) tot in het hart van de private woning. Hoogstens werd het uiterlijke voorkomen van een of andere gevangenis in een modern jasje gegoten. Het Agema Gevangenis Model neemt de vergeten uitdaging op om ook de strafuitvoering op de tekentafel te herdenken, zowel in vorm als in programma.

6. Praktische tekortkomingen

Het Agema Gevangenis Model vertoont echter enkele gebreken in de vertaalslag van de eerste naar tweede studie. Enkele ontwerpbeslissingen zijn onvoldoende doordacht met betrekking tot de uitgangspunten en vormen zo een obstakel voor de geformuleerde idealen.

1) Gebrekkige signaalfunctie

Met betrekking tot de gezochte stedelijke presentie is de locatiekeuze ontoereikend. Het Hembrugterrein in Zaanstad ligt in een afgelegen havenomgeving op geruime afstand van bewoond gebied. Het valt sterk te betwijfelen of het verkeer op de waterweg genoeg legitimatie biedt voor de inplanting van een gevangenis op deze locatie. Door het beperkte personenverkeer over water vervalt de afschrikwekkende functie die de gevangenis sinds de Middeleeuwen vervult. Het Hembrugterrein voldoet hiermee niet aan de noodzaak om een strafuitvoering ook te laten functioneren als permanent appel aan de publieke orde.

2) Gebrekkige absorptiekwaliteit

Het Hembrugterrein is ook een foute locatiekeuze met betrekking tot de doelstelling om gevangenen te laten doorgroeien van een volledig gesloten regime (fase 1) naar een semi-gesloten regime (fase 4). Het succes van de gevangenenmobiliteit over de hele keten ligt in de mogelijkheden die in de laatste fase geboden wordt om deel te nemen aan een genormaliseerd dagritme. In de onmiddellijke omgeving van het Hembrugterrein staan echter onvoldoende mogelijkheden ter beschikking voor arbeid en zinvol tijdverdrijf. Hoe langer de afstand die de gevangene aflegt, hoe moeilijker het toezicht wordt op de handel en wandel tijdens de vrije tijd. De maatschappelijke participatie vereist bovendien een directe opname van de gevangene ter voorkoming van afschrikking en stigmatisatie. Een verlaten haventerrein is hiertoe ontoereikend.

3) Dreiging van opportunistisch recidivisme

Het Agema Gevangenis Model hanteert de logica van de architecturale incentive binnen elke fase op gelijkaardige wijze – en dat is onoordeelkundig. Hoewel de toenemende architecturale kwaliteit de mobiliteit van gedetineerden kan inzetten in de eerste fasen, dreigt eenzelfde logica in fase 4 de hele keten te ondermijnen. De stap van fase 4 naar maatschappelijke integratie gaat voor vele betrokken gebruikers niet gepaard met een verbetering van de leefomstandigheden. Deze laatste stap gaat vaker wel dan niet gepaard met een verlies van herkenbare structuren, arbeidsmogelijkheden, sociale netwerken en vrije tijdsconsumptie. In die gevallen verschijnt de gevangenis als een nastrevenswaardig woonmodel waarvan de ongemakken niet opwegen tegen het gemak.

Voorzichtigheid is hierbij op zijn plaats. Het argument is dus niet gebaseerd op de archaïsche overtuiging dat gevangenen geen recht hebben op architecturale en ruimtelijke luxe, maar wel dat een stijging in luxe in de stap naar fase 4 contraproductief is ten aanzien van de beoogde resocialisatie.

7. Aanbevelingen

De tekortkomingen worden gemakkelijk ontmijnd door de uitgangspunten van het Agema Gevangenis Model tot haar logische consequentie door te trekken.

1) Een geschikte plek voor elke fase

Elke detentiefase moet met het oog op de leerdoelstellingen afzonderlijk gekoppeld worden aan een geschikte plek.

In fase 1 werkt de stedelijke signaalfunctie van een gevangenis beter op een randstedelijke verkeersknoop, zoals vandaag ook gebeurd met het ING House aan de snelweg naar Amsterdam. De zichtbaarheid van de gevangenis vanop een snelweg – of evengoed een spoorweg – garandeert de zichtbaarheid naar een continue stroom voorbijgangers.

Fase 4 heeft daarentegen baat bij inbedding in een stedelijke omgeving waarin diverse maatschappelijke activiteiten verweven zijn – zoals het KNSM-eiland of een volksbuurt binnen de grachtengordel. De architecturale vormgeving moet aangepast worden op de omgevingsfactoren zodat de aanwezigheid van gedetineerden in ieder geval discreet blijft en directe opname mogelijk is.

De ruimtelijke versnippering van de vier fasen over het stedelijke gebeuren voorkomt bovendien dat een milieu gecreëerd wordt waarin gevangenen in diverse ontwikkelingsfasen onnodig met elkaar in contact komen en elkaars gevangeniscarrière in gevaar brengen.

2) Progressieve afname van architecturale kwaliteit

Even belangrijk is het inverteren van het progressief stijgende architecturale luxe niveau in het Agema Gevangenis Model. Juist een afname van luxe is noodzakelijk in de laatste fase om eerder vernoemde redenen. Het dient verder onderzocht te worden of de progressieve afname van architecturale luxe over de hele keten dient geïntroduceerd te worden, zoals in de VSA waar de gevangenen in Death Row traditioneel het meest luxueuze strafregime genieten.

8. Slotopmerking

De tekortkomingen zijn debet aan de eenzijdige focus van Fleur Agema en Jonas Staal op het architecturale en ruimtelijke ontwerp. De totaalarchitectuur die het Agema Gevangenis Model beoogt, is nog niet totaal genoeg. Essentiële aspecten van de architectuurproductie worden schromelijk genegeerd, zoals het bouwen, financieren, onderhouden en exploitatie. De integratie van de DBFM(O) aspecten zal de opgesomde kinderziekten op natuurlijke wijze uitzuiveren.

De centrale vraag in de financiering is wie de hoge investeringskosten voor de gevangenisfaciliteiten zal dragen en hoe deze terug verdient worden – eventueel uit arbeid in de gevangenis. Het beheer stelt vragen aan de leerdoelstellingen in het licht van het dagelijkse gebruiksfuncties en de veiligheid – zowel maatschappelijke veiligheid als de veiligheid van het penitentiair personeel. Exploitatie vraagt de scheiding van de toevoer van goederen en personen. Enzovoorts.

Het Agema Gevangenis Model moet verder ontworpen worden tot een geïntegreerd architectuurproject. Enkel zo kan de gevangenis een normaal onderdeel worden van de maatschappelijke ruimte. Gedetineerden worden in dat geval niet zozeer onderworpen aan bijzondere strafmaatregelen, maar krijgen de kans om vanuit een plichtsbesef vrijwillig verantwoordelijkheid op te nemen en zorg te dragen voor zichzelf.

Download het rapport: Performantie rapport betreffende het Agema Gevangenis Model van Jonas Staal

Download de publicatie: Politiek Kunstbezit III: Gesloten Architectuur van Jonas Staal en Fleur Agema

Tags: Activism, Detention

Categories: Art

Type: Article

Share: