Article

Euregionaal Forum: Public Space


The vicissitudes of the public space in the Euregion Meuse-Rhine, met Koen Brams, Wim Cuyvers, Pierre-Etienne Fourré, Thomas Moore, Florian de Visser en anderen

The Euregion as a public space met Filip Berte, Jean-Michel Botquin, Selcuk Mutlu

The vicissitudes of the public space in Euregion city Liège met Michel Antaki, Michel Bianchi, Nicolas Firket, Stephan Hoornaert, Thomas Moor, Gon Zifroni

 

Concept BAVO

Deel van Euregionaal Forum

Locatie Brasserie Haecht bij Espace Nord 251, Luik, BE

Donderdag 23 november 2006

 

EUREGIO Het vierde Euregionaal Forum vond plaats van 23 tot en met 25 november in Espace Nord 251 in Luik. De inzet van dit forum was na te gaan hoe de Euregio Maas-Rijn meer kan zijn dan de ‘som van haar delen’, met andere woorden, hoe zij een politieke gemeenschap kan vormen en wat de basis kan zijn van een dergelijke transnationale politieke ruimte.

Organisator BAVO zag in de perifere ligging van de verschillende subregio’s van de Euregio Maas-Rijn ten opzichte van meer sterke, centrale Europese regio’s zoals de Randstad, de Vlaamse Ruit of de Frankfurtse regio een mogelijke gemeenschappelijke basis voor collectieve politieke actie. Deze ‘perifere conditie’ uit zich in tal van problemen op diverse vlakken. BAVO vermeldde onder andere het fenomeen van de krimpende regio’s als gevolg van ontgroening en vergrijzing, de erbarmelijke mobiliteitsverbindingen, de kleinere economische weerbaarheid tegen het wegtrekken van industrieën en de braindrain van jongeren die massaal wegtrekken naar andere, meer perspectief biedende regio’s in de omgeving.

BAVO stelde voor om deze gedeelde conditie als basis te nemen van de constructie van een transnationale politieke ruimte. De achterliggende idee hierbij was dat de verschillende delen van de Euregio samen wél een vuist kunnen maken tegen de dreigende marginalisering. Een gezamenlijke politieke strategie, dus een verdere, ‘diepe’ integratie van de Euregio Maas-Rijn, zien zij hierbij als een noodzakelijke overlevingsstrategie.

De Euregio wordt gekenmerkt door nogal wat verschillen. Hoe zit het met de de gemeenschappelijke belangen? Michel Antaki (hoofdredacteur van C4, een Belgisch maandblad voor werklozen) wees op het fundamentele struikelblok van de taal, dat hij als de weerbarstige kern zag van de identiteit van de verschillende gemeenschappen in de Euregio. Daarnaast voerde hij ook aan dat de Euregiogemeenschappen ook niet allemaal even perifeer gelegen zijn. De twee nieuwe winkelcentra in Maastricht tonen dat deze stad veel welvarender is dan andere Euregiosteden.

Koen Brams (directeur Jan van Eyck Academie) relativeerde Antaki’s beeld van een Euregio met twee snelheden. Hij wees erop dat Maastricht, ondanks haar welvaart, zonder meer beschouwd mag worden als ‘achterland’, niet alleen afgemeten tegen de Randstad, maar zelfs tegen een stad als Eindhoven. Brams gaf een treffend voorbeeld van de socio-economische gevolgen van deze perifere ligging van de Euregio wat betreft het kunstklimaat. Bij een vacature voor een technische medewerker in zijn instituut werd hij overspoeld door sollicitaties van kunstenaars uit de hele Euregio. Het was voor hem een duidelijke indicatie van het gebrek aan Euregionaal perspectief voor kunstenaars. Mogelijk gevolg daarvan is een braindrain naar gebieden die meer kunnen bieden.

Een andere discussie die als een rode draad door het forum liep, betrof de strategie om vanaf de basis van een gemeenschappelijk probleem – de perifere conditie – te komen tot een gemeenschappelijke politieke strategie. Michel Antaki hield een betoog voor realisme. Gezien de sterk verschillende culturele identiteiten in de Euregio – waarbij vooral de taal een breekpunt vormt – pleitte hij ervoor bij een gemeenschappelijk politiek project uit te gaan van een analyse van wat de verschillende delen niet samen kunnen doen. Dit is een wapen tegen ideologische, politiek correcte – en daardoor ineffectieve – projecten.

Thomas Moore (architect en journalist van het architectuurtijdschrift A+) pleitte voor een strategie waarin gezocht wordt naar de mogelijke voordelen van de perifere positie van de Euregiosteden. Zo wees hij op de bloeiende, internationale muziekscène die ontstond in Luik doordat muzikanten uit de verre omgeving – bijvoorbeeld de Franse stad Mulhouse – wor- den aangetrokken door goedkope huren. Moore is er voorstander van om andere gemeenschappen aan te trekken die de Euregio een nieuw elan en uitstraling kunnen geven.

Het potentieel van een dergelijke strategie werd enigszins ondermijnd door de verklaring van Pierre-Etienne Fourré (beeldend kunstenaar). Hij wees op de negatieve effecten van de pogingen van Luik om zich in de markt te zetten als een goedkoop alternatief voor de overspannen woonmarkt in Brussel, onder andere door de aanleg van het HSL-station, waardoor de pendelafstand verkleint. Volgens hem leidde dit tot tal van nultolerantiemaatregelen vanuit de overheid, met als doel het ‘zuiveren’ van de publieke ruimte van elementen die men schadelijk acht voor haar toekomstige functie als satelietstad. Dit veroorzaakte een ware exodus van daklozen naar de bossen aan de rand van Luik. Ook het plan van ‘starchitect’ Calatrava om de Maas door te trekken naar het vernieuwde station als monumentale waterpartij, is volgens hem symptomatisch voor de huidige ‘moord’ op de publieke ruimte in Luik.

Ook de presentatie van Wim Cuyvers (architect en adviserend onderzoeker Ontwerpen) plaatste vraagtekens bij de manier waarop de Euregio een niche probeert te veroveren. Cuyvers analyseerde het extreem dichte netwerk van fietsroutes door de Euregio en de drink-, eet- en slaapgelegenheden en kwam tot de conclusie dat de Euregio steeds meer verwordt tot een vrijetijdspark voor gepensioneerden.

Uit de debatten en presentaties werd geconcludeerd dat er wel degelijk een draagvlak bestaat om een gemeenschappelijke politieke ruimte te construeren voor de Euregio. Dit draagvlak wordt vooral gevoed door de effecten van de geografische, culturele en socio-economische marginalisering van de verschillende delen van de Euregio. De tactiek om de (zogenaamde) handicaps van de Euregio om te buigen in voordelen is strategisch veelbelovend, al is de huidige invulling hiervan nog te zelfbeperkend en gaat ze te weinig uit van de eigen bevolking.

Daarnaast waren er tijdens het Luikse Forum ook nog presentaties van Filip Berte (architect) over zijn project EUtopia, van Marjolijn Dijkman (onderzoeker Beeldende Kunst) over haar project Theater of the world en van Gon Zifroni over het Logo Parc project.

Tijdens het forum in Luik werd ook de Franstalige Euregional Forum Paper gepresenteerd. Deze krant bevat teksten van BAVO, verslagen van de eerder gehouden Euregionale Forums in Heerlen en Genk, een verslag over het onderzoeksproject Traces of autism en bijdragen van ‘aanverwante’ onderzoekers Irene Lucas & Christoph Euler, Logo Parc (Katja Gretzinger, Matthijs van Leeuwen, Daniël van der Velden, Gon Zifroni) en Traces of autism (Wim Cuyvers, Maartje Dros, Jacqueline Schoemaker, Jozua Zaagman), Raphaël Cuomo & Maria Iorio en Megan Sullivan.

Categories: Art

Type: Article

Share: