Article

De architect als de natuurlijke bemiddelaar binnen de eigen dynamiek van Gent

BAVO


2009, administrator

Kritische doorlichting van de architectuurcultuur van Gent in het kader van ‘Architectuur als buur: 20 jaar later’ – een debat georganiseerd door de Cel Architectuur van de Dienst Monumentenzorg en Architectuur van de Stad Gent op 9 oktober 2009.

NB: enkel het gesproken woord is geldig.

Voorwoord

Geachte Schepen,
Geachte collega’s/confraters,
Dames en heren,

De Cel Architectuur – in de persoon van Jo Lefebure – heeft ons in het licht van de twintigste verjaardag van het pionierwerk van ‘Architectuur als Buur’ opgedragen een kritische evaluatie te maken van de architectuurcultuur in Gent vandaag.

We hebben vanavond de eer en het genoegen om de eerste resultaten van deze studie te presenteren in het bijzijn van de Schepen van Economie, drie generaties Gentse architecten en een geëngageerd publiek. We sluiten ons aan bij de ambitie die Schepen Matthias Declerck formuleerde om Gent verder te laten doorgroeien tot dé architectuurstad van Vlaanderen en zo ook op de wereldkaart te zetten.

Met BAVO hebben wij vele studies ondernomen – zowel in het binnen- als buitenland – naar de rol en mogelijkheden van architectuur in stedelijke ontwikkeling en sociale herovering. Ook in Gent blijkt eigentijdse architectuur een unieke meerwaarde te bezitten, meer bepaald in de bijdrage van authenticiteit en architecturale kwaliteit aan de stedelijke dynamiek die wij allemaal ervaren in een Gent.

Maar er is meer aan de hand in Gent. Architecten blijken in Gent een geëmancipeerde speler te zijn die erkend wordt als volwaardige gesprekspartner in de stedelijke ontwikkeling en ook ruimte krijgt voor eigen initiatieven.

Met deze studie keren wij terug naar de stad waar het voor ons allemaal begon. Tijdens onze architectuuropleiding aan Sint Lucas hebben wij Gent enkele beslissende stappen weten zetten in de moeilijke groei naar de meest authentieke stad van Vlaanderen. Het was de tijd van de herinrichting van de Graslei en Korenlei, de opening van het SMAK en de bouw van het winkelcentrum Gent-Zuid.

Wij zijn Gent veel verschuldigd en zijn blij om met deze studie naar de unieke rol van architectuur in Gent een steentje bij te dragen aan een dynamisch architectuurdebat in Gent.

Gezocht: dé architectuurstad van Vlaanderen

In de stadsontwikkeling is het een goede gewoonte om hitlijsten op te stellen waarin steden gerangschikt worden in functie van een bepaalde doelstelling of parameter. Deze rangschikking stimuleert niet alleen de gezonde concurrentie tussen steden onderling, maar biedt ook een unieke mogelijkheid tot kritische distantie en zelfreflectie.

Zo zijn we allen blij dat Gent uitverkozen is tot meest authentieke stad in een rangschikking opgesteld door National Geographic Traveler Magazine – Gent was derde in een reeks authentieke historische bestemmingen, de eerste stad na een tweetal landschappelijke bezienswaardigheden.

Gent komt echter in problemen als we een rangschikking willen opstellen van architectuursteden in Vlaanderen. In de vakwereld is er een consensus dat steden als Brugge en Brussel al snel afvallen – om gekende redenen: de eerste omwille van het historiserende keurslijf waarbinnen ook het hedendaagse bouwen tot stand komt (dat getuigt van een weinig vertrouwen in haar burgers, ondernemers en architecten), de tweede omwille van haar gefragmenteerd stedelijke denken dat enkel ten goede komt van de slechte smaak van ontwikkelaars en promotoren (te veel vertrouwen).

Gent blijft meestal in de weegschaal hangen ten opzichte van Antwerpen – naar onze mening onterecht aangezien de architectuurcultuur in beide steden geheel eigen specifieke kenmerken en kwaliteiten bezitten.

Antwerpen heeft natuurlijke troeven zoals haar grotere schaalniveau, de sterke greep van de stedelijke overheid en ook de trots en wij-gevoel onder haar burgers en bedrijven. Alternatieve hulpbronnen spelen een niet onbelangrijke rol in het imago van Antwerpen als architectuurstad: de locatie van het Vlaams Architectuurinstituut, de architectuurminnende burgemeester Patrick Janssens en het aanstellen van een Stadsbouwmeester. Verder ook de gewillige manier waarop architecten zich enthousiast inpassen in het politieke stadsproject van Antwerpen gericht op stadsmarketing en sociale herovering.

Wat in het voordeel van Gent spreekt, is de spontane ontwikkeling (‘van de bodem op’) van een architectuurcultuur die nauw aansluit op de natuurlijke dynamiek in de Stad Gent. Deze zelforganisatie – uniek in Vlaanderen (!) – is niet los te zien van de rebelse geschiedenis van Gent, de strijd tegen al te grote ontwikkelingen (vaak gepaard met blinde destructie) en tegelijk ook de angst voor een niet-authentieke omgang met historisch erfgoed. Ook de bewuste, niet al te rijke middenklasse in Gent (veel studenten) speelt een belangrijke rol. Binnen deze stedelijke dynamiek heeft de Gentse architectuursector zichzelf opgeworpen als de natuurlijke gesprekspartner inzake stadsontwikkeling en stadsvernieuwing – en de architect wordt ook als zodanig herkend.

Verder denken dan Calimero

We mogen echter niet vergeten dat – los van deze specifieke verschillen in de architectuurcultuur – Gent en Antwerpen in de dagelijkse praktijk vaak met hetzelfde bezig zijn: ontwikkelen van oude havengebieden, verfraaien van winkelwandelgebieden, nieuw leven blazen in verouderd woningbestand van de 19de-eeuwse gordel, stimuleren van creatieve broedplaatsen, ontpitten van bouwblokken, opruimen van krotten, aanleg van groene sproeten, aantrekken van jonge Vlaamse gezinnen, etc.

Toch blijkt Antwerpen telkens opnieuw met de pluimen te gaan lopen. Hoe is dit mogelijk?

De belangrijkste argumenten waarop wij tijdens het onderzoek stoten, laten zich kenmerken door een groot calimero-gevoel:
– Gent is een kleinere stad
– Gent heeft een provinciaal karakter
– Gent communiceert minder goed
– Gent is te laat met haar stadsmarketing
– …

Het mag dan wel zo zijn dat de mindere bekendheid van Gent als architectuurstad te wijten is aan een weinig gestroomlijnde communicatie en/of een foute perceptie bij buitenstaanders, ons argument is dat deze ook minstens te wijten is aan een 1) misplaatste bescheidenheid en een 2) gebrek aan zelfkennis.

De nadruk ligt hierbij op de twee laatste factoren – zelfbewustzijn en zelfkennis – omdat deze in ideale zin bepalend zijn voor de twee eerste factoren – communicatie en perceptie. Aspecten als communicatie en perceptie blijven voor een stad onbeheersbaar en afhankelijk van de willekeur van de toeschouwer zolang ze niet een voedingsbodem vinden in het zelfbewustzijn en de zelfkennis van haar actoren (waaronder ook architecten).

In het vervolg gaan wij dieper in op deze twee aspecten in de Gentse architectuurcultuur: misplaatste bescheidenheid en gebrek aan zelfkennis.

De meerwaarde van een bescheiden architectuurcultuur

Ten eerste: we spreken van een misplaatste bescheidenheid, aangezien hierin miskend wordt dat precies de bescheidenheid van de Gentse architectuur haar absolute meerwaarde is ten opzichte van de concurrerende Vlaamse steden.

Het is zonder twijfel dat Gent hetzelfde doet als Antwerpen. Het is ook waar dat de architectuurproductie in Antwerpen vlotter en sneller loopt dan in Gent. Maar daaruit volgt niet noodzakelijk dat Antwerpen op architecturaal vlak beter bezig is dan een stad als Gent. Integendeel, vanuit ons onderzoek stellen wij dat de architectuurproductie in Gent dan wel veel langzamer en moeizamer tot stand komt… Het dient tegelijk gezegd dat precies het langzame en moeizame productieproces de architectuur van Gent spontaner, zelfstandiger en authentieker maakt.

Een tweetal voorbeelden maken deze stelling hard:

1) de bouwactiviteiten die we kennen onder de noemer ‘Bruggen naar Rabot’ en zich concentreren rond het nieuwe gerechtsgebouw van Gent. Net zoals in Antwerpen werd ook in Gent het nieuwe gerechtsgebouw strategisch ingepland in het stedelijke weefsel in functie van de herwaardering ingeslapen woongebieden. Zowel in Antwerpen als in Gent garandeert de inbreng van een toparchitect – respectievelijk Richard Rogers en Beel-Achtergael Architecten – de nodige architecturale meerwaarde van het gebouw om de opwaardering van de omgeving in gang te zetten. Toch zijn er opmerkelijke verschillen te ontdekken. Het Justitiepaleis in Antwerpen – ook wel toepasselijk ‘het vlinderpaleis’ genoemd – is een spectaculaire eye-catcher dat zich pontificaal neerplant op de Bolivarplaats. Met haar immense schaalvoering is het Justitiepaleis bij uitstek een stedelijk object dat zich weinig bekommert om haar gebruikers laat staan de bewoners in de omgeving. Dergelijke onzachte landing wist de Regie der Gebouwen in Gent te voorkomen door te opteren voor een sobere, neutrale architectuurlijn. Ook is gezocht om de confrontatie tussen de gebruikers van het nieuwe gebouw en de omwonenden te verzachten met een grasveld voor veelzijdige ontspanning (ontworpen door Michel Desvigne). Om de animatie van het park alsnog te verzekeren voorzag de Stad Gent temidden van het groen een ondergronds verblijf voor een Turks buurthuis, jeugdlokalen en polyvalente fuifzaal. De esthetische continuïteit van de hele site werd behouden door ook Beel-Achtergael aan te stellen voor het ontwerp van dit ondergrondse complex. Samen met een geplande brug ontstaat zo heel wat animatie op en rond het gerechtsgebouw.

2) het ‘Kavelproject’ van het autonoom gemeentebedrijf Stadsontwikkelingsbedrijf Gent (AGSOB). Net als voor Antwerpen is ook voor Gent het opruimen van krotten en onbenutte kavels in de 19de-eeuwse gordel een opportuniteit om ruimte te scheppen voor jonge bouwlustige Vlaamse gezinnen. In beide steden wordt hiertoe een pool jonge architecten gemobiliseerd in de schoot van het autonome gemeentebedrijf. Deze architecten worden belast met het uitroeien van deze stedelijke kankergezwellen. In Antwerpen kiest AG Vespa ervoor om eerst samen met de architect een krot op te knappen om het vervolgens als een kwalitatieve woning terug op de markt te lanceren. Binnen deze formule verzekert Antwerpen de architecturale kwaliteit in verpauperde woonbuurten door te bouwen voor een toekomstige ‘virtuele’ gebruiker. Deze architecturale meerwaarde voor de buurt gaat echter ten koste van de latere gebruiker die in enkele gevallen onmiddellijk aan het verbouwen gaat om de woning aan te passen naar de eigen noden en verlangens. In Gent zien we een geheel andere strategie: AG SOB vraagt architecten om een virtueel ontwerpmodel te ontwikkelen voor een kavel van variabele breedte. Met deze portfolio verleidt AG SOB bouwlustige Gentenaars om een kavel te kopen in de weinig aantrekkelijke woonbuurten. De geïnteresseerde koper kiest één kwaliteitsvol architectenteam uit de portfolio en ontwikkelt samen het ontwerpmodel opdat het nauw aansluit op de eigen woonverlangens. Met deze ingenieuze werkwijze slaat Gent twee vliegen in één klap: het nieuwe pand biedt een architecturale meerwaarde aan de weinig aantrekkelijke woonbuurt zonder dat dit ten koste gaat van een optimale afstemming op de woonwensen van de effectieve gebruiker.

Kortom, kwalitatieve architectuur in Gent ontstaat vanuit een uniek dynamisch productieproces waarbij steevast gezocht wordt naar interactie en kortsluiting tussen verschillende actoren. Deze interactieve aanpak vraagt heel wat energie en idealisme van alle betrokkenen en stelt ook hun geduld soms danig op de proef, maar garandeert wel dat de architecturale meerwaarde die gerealiseerd wordt voor alle betrokkenen ten goede komt. Het moeizame productieproces – waarbij het voortdurende gevaar dreigt van uitstel en terugtrekking – maakt de Gentse architectuur wél leuker, spannender en authentieker. De integrale aanpak maakt dat de architectuur gedragen is door iedereen.

De architect als natuurlijke bemiddelaar (zelfkennis)

Het tweede element dat nodig is om het Gent als architectuurstad naar eigen waarde te schatten is de zelfkennis onder de bepalende actoren.

Architecten dienen zich bewust te worden van een tweetal fundamentele concepten die de stedelijke ontwikkeling in Gent bepalen. Stefan Hertmans spreekt in dit verband van de ‘Stedelijke Code’ van Gent. Een meer modieuze term is: het Stedelijk DNA van Gent. Deze bestaat uit:
– Gent organiseert zichzelf vanuit een eigen dynamiek
– Gent handelt vanuit een ‘én-én’ denken

Eenmaal architecten bewust zijn van deze twee fundamentele concepten van de stedelijke ontwikkeling in Gent komt ook als vanzelf de natuurlijke rol van architecten naar voren.

1) Gent als een dynamisch systeem
De Stad Gent is een stedelijk gebeuren dat uitgaat van haar eigen dynamiek. Anders dan te beantwoorden aan een van bovenaf opgelegd planningsmodel of vooraf ontworpen structuurplan, laat Gent zich kenmerken door een spontane ontwikkeling van onder de 4 (!) torens: twee kerktorens, belfort en boekentoren. (De universiteit en hogescholen zijn een belangrijke speler in de dynamiek van Gent.)

Uitgaan van de eigen dynamiek van Gent betekent ook vooronderstellen dat Gent een bijzonder zelforganiserend vermogen heeft. De motor van deze zelforganisatie zijn de bewuste en betrokken burgers, ondernemers en architecten in Gent die allemaal bereid zijn om te investeren (als kleine, middelgrote of grote investeerder) in een spannende en authentieke stedelijke belevenis.

Gent is met andere woorden best te vergelijken met wat Gilles Deleuze een ‘rhizoom’ genoemd heeft. De stad is een onontwarbaar dynamisch vlechtwerk dat zich onmogelijk laat beheersen, waarin de verschillende actoren en krachten elkaar voortdurend aantrekken en afstoten en waar binnen de kortsluitingen en marges telkens opnieuw mogelijkheden ontstaan voor nieuwigheden.

2) Het én-én denken (regie)
Uitgaan van de eigen dynamiek en zelforganisatie vraagt van de betrokken actoren (burgers, ondernemers, overheden) een alternatieve levensfilosofie. De stedelijke overheid beperkt zich tot regie en laat de inhoudelijke invulling over aan betrokken burgers, ondernemers en architecten. De overheid ondersteunt en faciliteert deze stedelijke dynamiek vanuit een fijnmazig en even dynamisch netwerk van kabinetten, diensten, cellen en autonome bedrijven. De stad als een dynamisch geheel vraagt zorg en onderhoud van het geheel én de onderdelen.

Verder doet de overheid ook het management van specifieke projecten, gebieden of doelgroepen. Hierbij geldt de strategische doelstelling om vrij vlottende initiatieven en doelgroepen te vermijden en deze te integreren in de bestaande dynamiek van Gent. Zo worden ruimtelijk-fysieke ingrepen in Gent telkens afgestemd op economische overwegingen en sociaalculturele initiatieven. Deze integratie van perspectieven wordt doorgezet in het afstemmen van andere tegendelen, zoals het behoud van erfgoed en vrijwaren van ruimte voor ontwikkeling, stadsontwikkeling en stadsvernieuwing, bouwdruk en groenaanplanting, private eigendommen en publieke ruimte, etc.

Voordelen van het én-én denken zijn:
– het verzekeren van betrokkenheid van diverse actoren
– afhankelijk maken van projecten binnen een verband
– het verzachten van problemen die je zelf veroorzaakt (linker-rechterhand)
– neutralisatie van gemakkelijke kritiek (NiMBY)

3) Architect als natuurlijke bemiddelaar
Het voor Gent typische denken en handelen in termen van eigen dynamiek, zelforganisatie en én-én blijkt de ideale voedingsbodem voor een rijke architectuurcultuur. Binnen dit stedelijke DNA is immers veel ruimte om een heldere arbeidsverdeling te introduceren:
– Stedelijke overheid neemt de regie op zich
– Burgers, ondernemers en bedrijven stellen zich op als kleine, middelgrote of grote investeerders
– Architect treedt op als de natuurlijke bemiddelaar

De Gentse architect hebben zichzelf spontaan georganiseerd als de natuurlijke bemiddelaar binnen de eigen dynamiek van Gent. De autonome positie van de architect stelt hen in staat te bemiddelen tussen tegenstellingen die ontstaan in de dynamiek van Gent en soms dreigen te verzanden in een onoplosbaar antagonisme. Behalve de verlichte positie van de architect speelt ook het creatieve denkvermogen van architecten een belangrijke rol.

Denk maar aan de creatieve bemiddeling tussen verleden en toekomst in Jan De Vylder’s ontwerp voor Les Ballets C de la B en LOD op de historische hospitaalsite Bijloke. De unieke architecturale meerwaarde van dit ontwerp is:
– Spannend beeld
– Correcte afleesbaarheid van de geschiedenis
– Subtiele aankondiging van het nieuwe creatieve tijdperk
– Authenticiteit

Een ander uitmuntend praktijkvoorbeeld is het Gerechtsgebouw en het JOC – beide ontworpen door Beel-Achtergael – en de manier waarop het op subtiele wijze strategische economische belangen van Gent afstemt op de noden en verlangens van de lokale buurtbewoners. Architecturale meerwaarde van deze projecten ligt in:
– Gebruik van sokkel gerechtsgebouw als publieke ruimte
– Park en brug compenseren afbraak woningen
– Ondergrondse jongerenruimte beperkt overlast
– Esthetische continuïteit

Uitdaging voor Gentse architectuursector

De uitdaging voor de Gentse architectuursector is om zich bewust te worden van hun unieke niche positie als bemiddelaar in de stedelijke ontwikkeling van Gent. Deze rol als bemiddelaar biedt de architect vele kansen die al te vaak onderbenut blijven.

Deze nieuwe bewustzijnssprong kan met ‘Architectuur als buur’ terugvallen op een historisch precedent in Gent. Lang voor het bestaan van een initiatief als de ‘Dag van de Architectuur’ en de organisatie van het Vlaams Architectuurinstituut, heeft de architectuursector in Gent het heft in eigen handen genomen om af te rekenen met architecturaal analfabetisme.

Architectuur als Buur was een spontaan en uniek initiatief waarbij diverse actoren eensgezind naar buiten traden, zoals de stadsdienst (Cel Architectuur), beroepsorganisaties (Architectenunie, Bond Vlaamse architecten), verenigingen (Architectuurmuseum), kenniscentra (Universiteit Gent) en particuliere bedrijven en individuen.

Architectuur als Buur sensibiliseerde de goegemeente rond de meerwaarde van eigentijdse architectuur in Gent en omstreken. In de eerste plaats schiep (en schept) eigentijdse architectuur ruimte voor ontwikkeling waar een scherpe focus op behoud van historisch erfgoed dreigt. Eigentijdse architectuur vrijwaart Gent van de ziekte genaamd ‘Brugge’. In de tweede plaats vormt eigentijdse architectuur ook een tegenwicht tegen het ahistorische handelen van ontwikkelaars en de kaalslag die zij veroorzaakt hebben in Gent. (In de wandelgangen spreekt men dan ook met recht over de verwoestingen van ‘WOIII’ in Gent).

Architectuur als Buur speelde de voorbeeldfunctie van de architect uit als creatieve bemiddelaar tussen geschiedenis en toekomst, behoud en ontwikkeling. De vele hoogstaande architecturale realisaties in Gent (voornamelijk binnen particulier opdrachtgeverschap) overtuigde iedereen over de meerwaardes van eigentijdse architectuur op vlak van de correcte afleesbaarheid van geschiedenis en ook de introductie van architecturale kwaliteit binnen nieuwe ontwikkelingen.

De doelgroep van Architectuur als Buur bleek naast de goegemeente ook vooral de publieke opdrachtgevers te zijn – die zich bijzonder aangesproken voelden in hun voorbeeldfunctie op vlak van goed opdrachtgeverschap.

Architectuur als Buur is een kantelmoment in de architectuurgeschiedenis van Gent en biedt als zodanig veel stof om te gedenken (zoals in het debat vandaag). Het is echter even belangrijk om ten gepaste tijde dit kantelmoment opnieuw te overwegen en te kijken hoe het binnen de hedendaagse context en gegevenheden herhaald kan worden.

Het is hierbij cruciaal om voor ogen te houden dat het vandaag in Gent niet zozeer zaak is het architecturale analfabetisme van burger, ondernemers en overheden te compenseren. Deze partijen zijn zich zeer bewust van de meerwaarde van kwalitatieve architectuur voor de stedelijke ontwikkeling van Gent – dat bewijst de recente rijke architectuurproductie in Gent en de vele spraakmakende bouwprojecten die in Gent op stapel liggen. We denken spontaan aan:
– de Oude Dokken (OMA)
– stationsomgeving Sint-Pieters (Xaveer de Geyter)
– het universiteitsgebied (Stéphane Beel, Xaveer de Geyter, Crepain-Binst, Robbrecht en Daem)
– the Loop
– het voetbalstadion van AA Gent

Architecturale kwaliteit heeft een vaste plaats in de eigen dynamiek van Gent en vindt ook haar weg. Wél is het vandaag zaak om tegemoet te komen aan het gebrek aan trots en zelfkennis in de Gentse architectuursector zelf.

Een activeringsbeleid naar architecten

De vraag is hoe we Gentse architecten kunnen verleiden om hun natuurlijke rol als bemiddelaar in de dynamiek van Gent op te nemen en zo actief te participeren aan de stedelijke ontwikkeling van Gent.

Er bestaan in Gent tal van instrumenten om architecten uit de kast te lokken en hun betrokkenheid in de stedelijke ontwikkeling te stimuleren. Hiervoor staan vandaag ter beschikking:
– Kandidaatstellingen binnen Stedelijke diensten
– Agsob
– Kwaliteitskamer (!)
– Architectuurverenigingen
– Interessante stadsprojecten (Waalse Krook, Oude Dokken, Sint Pietersstation, aanpak universiteitsgebied)
– Voorbeeldrollen van Gentse collega’s (Verschillende generaties Gentse architecten hebben nationaal en internationaal naam gemaakt: Juliaan Lampens, Robbrecht en Daem, Marie-José Van Hee, Coussee & Goris, Wim Cuyvers, De Smet Vermeulen, …)
– Ontwerpend onderzoek en conceptsubsidie
– …

De activering van architecten binnen de eigen dynamiek van Gent kan echter ook niet zonder de gemiste kansen te heroverwegen:
– de Gentse architectuurfaculteiten en –scholen (Universiteit en Sint Lucas) zijn onzichtbaar om niet te zeggen afwezig in het debat over de Gentse stadsontwikkeling
– een Gentse architectuurambassadeur naar model van Jan Hoet (kunst), Alain Platel (dans), Gerard Mortier (muziek)
– weinig betrokkenheid van grote spelers in de opwaardering van de publieke ruimte, zoals Regie der gebouwen (publieke ruimte onder en rond gerechtsgebouw) of de Universiteit (kerkwegel)
– Beperkte betrokkenheid van de persoon Rem Koolhaas (OMA) in het ontwerp en de uitvoering van de Oude Dokken (waarvan vele goede ideeën vandaag dreigen te sneuvelen)
– …

We zijn ervan overtuigd dat eenmaal de Gentse architectuursector in de toekomst de stad verder naar haar evenbeeld zal scheppen (bescheiden, betrokken en met zin voor afweging) Gent spoedig zal herkend worden als dé architectuurstad van Vlaanderen.

We besluiten niet zonder de woorden van Schepen Karen Temmerman in herinnering te brengen: “(Architecturale en ruimtelijke) kwaliteit komt niet vanzelf, maar vraagt betrokkenheid van iedereen en ruimte voor debat.”

De Stad Gent toont hiermee dat een vruchtbare architectuurcultuur bestaat uit zowel een rijke architectuurproductie én een levendig architecturaal bewustzijn. De verantwoordelijkheid om deze rijke en hoogstaande architectuurcultuur vorm te geven ligt bij de Gentse architecten.

Gideon Boie en Matthias Pauwels

BAVO
www.bavo.biz

Categories: Urban planning

Type: Article

Share: