Article

Misdaad, straf en kunst

Gideon Boie


2013, Rekto:Verso

In de aanbesteding voor nieuwe gevangenissen in België is een aanzienlijk bedrag gereserveerd voor kunstintegratie. Helaas toont de naderende realisatie van de gevangenissen in Beveren, Marche-en-Famenne en Leuze-en-Hainaut dat de piste van kunstintegratie niet eens uitgeprobeerd is. Met het oog op de plannen voor nog een tiental nieuwe gevangenissen is het geen moment te vroeg om de vraag te stellen: is kunst op een zinvolle manier te integreren binnen de vrijheidsstraf?

Download PDF

1. Flirt mislukt

De bouw van nieuwe gevangenissen gebeurt binnen een publiek private samenwerking. Voor de nieuwe gevangenissen van Beveren en Dendermonde koos de federale overheid in juni 2011 voor het ontwikkelingsconsortium gevormd rond het Nederlandse bouwbedrijf Koninklijke BAM Groep. Zij kon de jury op vlak van architectuur overtuigen met een ontwerp van Stéphane Beel – architect van o.a. deSingel in Antwerpen en Museum M in Leuven. Het betrof een generisch ontwerp dat op beide locaties kon uitgevoerd worden en ook aangeboden werd voor Marche-en-Famenne en Leuze-en-Hainaut (waar het de jury niet kon overtuigen). Onder druk van buurtprotest zijn de bouwplannen in Dendermonde tot op vandaag uitgesteld.

Ook het aanbod van BAM inzake kunstintegratie was veelbelovend. Met Berlinde De Bruyckere, Ronny Delrue, Emilio Lopez Menchero en Wesley Meuris verbonden enkele gerenommeerde kunstenaars hun naam aan de onderneming. Snel werd echter duidelijk dat niemand zit te wachten op de inbreng van de genoemde topkunstenaars. Meer dan eens werd in de wandelgangen gefluisterd om de meerkosten in de bouwwerken van de gevangenis uit te balanceren ten koste van het kunstbudget. Vandaag, drie maanden voor de oplevering van werken in Beveren, is nog altijd niet bekend welke kunstenaar betrokken wordt – laat staan dat iets geweten is over de keuze van kunstwerk. Genoegzaam gaan de betrokkenen er van uit dat kunst uiteindelijk wel een plekje zal krijgen in de gevangenis – en dat zal zeker zo zijn. Maar hiermee valt in ieder geval het doek over de kunstintegratie in het ontwerp- en bouwproces.

In het bouwproces van de gevangenissen in Marche-en-Famenne en Leuze-en-Hainaut zien we hoe de kunstintegratie degenereert tot wandverfraaiing en zelfs onderdeel wordt van het beveiligingsapparaat. Kunstenaars werden gevraagd om voor de nieuwe gevangenissen enkele voorstellen te doen. Met de staalkaart in de hand, ging de directie op zoek naar een geschikte plek voor de inwisselbare objecten. Voor de gevangenis in Leuze-en-Hainaut stelden George De Decker en Franca Ravet een bundel samen met artistieke ingrepen aan de ingangspoort (sculpturale fontein), centrale gang (muurversiering, sculpturale verlichting en geluidsband), wachtzaal (schilderij op doek), advocatenruimte (beeldhouwwerken en schilderij op doek), personeelsterras (beeldhouwwerk), gebedsruimte (plexi-vensterraam) en panopticon (grafische fresco aan plafond).

In Marche-en-Famenne werd uit een gelijkaardig proces een reeks kunstwerken van Vincent Strebelle geselecteerd. Het meest opvallende werk is een reeks van vier stalen boom op de wandeling. De in oog springende constructie heeft een stamhoogte van 4 meter en kruinhoogte van ca. 6 meter. De boom is behalve verfraaiing van de wandeling ook bedoeld als afweer tegen het landen van helikopters. Vijf gepolijste inox-spiegels worden tegen de perimeter aangebracht en bieden de gedetineerden de illusie door de muur te kijken. Aan de hoofdingang komen een symbolische opendraaiende deur in corten-staal en drie vlaggenmasten die naar elkaar toe buigen. De wand van de strafuitvoeringsrechtbank versierd met een goudkleurige fresco van een menselijke schaduw – naar de hand van B. Drion. Tenslotte vormen ook de kleurrijke opbergkastjes aan het onthaal een geïntegreerd kunstwerk.

Het beperkte aandeel kunst in de publiekprivate samenwerking noopt uiteraard tot bescheidenheid. De bouwkost van de gevangenis in Beveren wordt geraamd op 70 miljoen euro en daarbij komt een beschikbaarheidsvergoeding van ca. 13,7 miljoen euro per jaar over een exploitatieperiode van 25 jaar. Het voorgestelde kunstwerk ‘After all… this time’ van Kris Martin betreft slechts een eenmalig budget van 485.000 euro. Hoe dan ook is het gebrekkig draagvlak voor kunstintegratie symptomatisch voor het monopolie van het Ministerie van Justitie binnen het gevangeniswezen. De strafuitvoering in de vorm van eenzame opsluiting wordt gezien als historische en enige taak van de gevangenis. Alle andere programmaonderdelen worden beschouwd als bijkomstigheid. Onderwijs, welzijn, cultuur of religie staan hiermee altijd in de schaduw van de strafuitvoering. De traditie wordt in stand gehouden door de interne staatshervorming van België waarbij onderwijs- of welzijnsprogramma’s binnen de gevangenis aangeboden worden door filantropische organisaties met steun van lagere overheden. In het slechtste geval krijgen dergelijke extra-juridische activiteiten een plaats in een stelsel van gunstmaatregelen die de gevangenen verkrijgen bij goed gedrag.

2. Gewillige onderaannemers

Het gebrekkige draagvlak voor kunst is echter niet enkel te wijten aan de desinteresse van de opdracht gevende overheid. Veel is ook gelegen aan de offertebundel opgemaakt door Stéphane Beel Architecten. Daarin staat de precieze detaillering en raming van het schetsontwerp in scherp contrast met de vaagheid van het hoofdstuk kunstintegratie. Wat hier te lezen staat is slechts de indrukwekkende staat van dienst van de betrokken kunstenaars aangevuld met enkele algemene beschouwingen. Enkel Ronny Delrue en Emilio Menchero Lopez hebben zich de moeite getroost om een eerste suggestie te geven van een concrete artistieke interventie.

Emilio Menchero Lopez suggereert situaties te creëren waarbij het lichaam van de gedetineerde terug aanwezig gesteld wordt. Hij verwijst hierbij naar eerder werk waarin de stem opnieuw geïntroduceerd wordt binnen de stedelijke ruimte, zoals de Tarzankreet (Gent, 2000) en Pasionaria (Brussel, 2006). In de suggestie blijft het onduidelijk of de stem van de gevangene binnen of buiten de gevangenis aanwezig gesteld wordt. In ieder geval hoopt de kunstenaar op een humanisering van de abstracte ruimte van een gevangenis – en beantwoordt het kunstwerk in zekere zin op de mortificatie van het individu binnen het gevangeniscomplex.

Ronny Delrue stelt voor om portretfoto’s te verzamelen van elke inkomende gedetineerde om vervolgens het gelaat uit te wissen en deze op de gevangenismuur te kleven. Op die manier ontstaat een totaalinstallatie waarbij de identiteit van de gedetineerde verdwijnt en de vroegere leefomgeving overblijft als stille getuige. Ook hier blijft onduidelijk of het de binnenmuren van de gevangenis zijn of de buitenmuur.

Het suggestieve karakter past in de uitgesproken autonome kunstopvatting van het kunstaanbod. De offertebundel beschrijft hoe een respectvolle dialoog opgezet wordt met de kunstenaars. Op geen enkele manier wordt de kunstenaar geconfronteerd met specifieke verwachtingen en voorwaarden – laat staan een resultaatsverbintenis. Het kunsthoofdstuk in de offertebundel van BAM gaat dan ook niet om uitwerkte ideeën, maar om de persoon van de kunstenaars. De belofte is dat zij zullen optreden als een artistieke kwaliteitskamer die in een diepgaande dialoog treedt met architect, ontwikkelaar en opdrachtgever. In de praktijk blijkt de totale vrijheid van de kunstenaar goed voor precies het omgekeerd resultaat: een non-dialoog en totale desinteresse.

De stille aftocht van de kunst is tenslotte niet verwonderlijk voor zover de gekozen oeuvres passen binnen een 19de Eeuwse opvatting over kunst. Met het werk van Berlinde De Bruyckere zien we een kunstproductie van sublieme objecten gericht op passieve contemplatie. In een ruimtelijke omgeving waar elk los element preventief verwijderd wordt, is de overweging snel gemaakt of dergelijk object niet beter thuishoort in de binnentuin of op de parking. Binnen een managementmodel waarin elke verantwoordelijkheid scrupuleus in kaart gebracht én cash doorgerekend wordt, is geen plaats voor het ongeleid projectiel van de kunst. Hoe dan ook blijft onduidelijk wie troost zal vinden in de aanschouwing van een gedeformeerd kunstobject, een reeks gemutileerde zelfportretten of een verheffing van de menselijke stem.

3. Gestoord contact

Om de kunstintegratie te redden, moet eerst en vooral de vraag gesteld worden: in wat precies wordt kunst geïntegreerd? In het project ARTfloor (2005) verwerkte de Duitse kunstenares Jeanet Hönig abstracte lijntekeningen in de gietvloer van de nieuwe gevangenis van Hasselt. De speelse vormen en kleuren staan in groot contrast met de grijze monotonie en rechtlijnigheid in de gevangenis. De ruimtelijke ervaring moet contact uitlokken tussen de verschillende gebruikers van de gevangenis. De toegepaste strategie past in Hönig’s eerdere werken binnen publieke plaatsen en doorgangsruimten waarin sociale interactie niet voor de hand liggend is, zoals hotels, winkelcentra, stations en luchthavens.

Het probleem van de artistieke kijk op de gevangenis als doorgangsruimte is dat het aspecten van misdaad en straf negeert. Het gestoorde contact in een gevangenis is geen resultaat van haastig op en neer reizen, maar deel van een regime gericht op mortificatie: de gevangenisstraf ontneemt met de vrijheid van een individu ook het sociale netwerk waarbinnen hij/zij zich beweegt. In de quasireligieuze opvattingen die aan de grondslag liggen van het panopticon werd voor elk persoon, één cel gedacht. De gedetineerde wordt in de cel op zichzelf teruggeworpen – niet alleen met het oog op veiligheid, maar ook met het oog op boetedoening en reflectie. Onderling contact wordt hierbij beperkt tot een strikt minimum.

Wat bovendien over het hoofd gezien wordt is dat sociaal contact in de gevangenis niet per definitie goed is. De gevangenis vormt een strafmodel dat een massa gedetineerden onder één dak samenbrengt. In principe is de delictketen, sociale achtergrond of psychische gesteldheid van het individu van geen tel. Het ongedifferentieerde regime wordt vaak in verband gebracht met de hoge recidivisme-cijfers aangezien in de gevangenis mensen met elkaar in contact komen die elkaar beter niet zouden ontmoeten. Menigeen omschrijft de gevangenis als een fabriek van criminaliteit, eerder dan een plaats voor reflectie. Om nog maar te zwijgen over de effecten van overbevolking waardoor meerdere personen – twee soms met een derde grondslaper – verplicht worden om 23 uur per etmaal een beperkte cel te delen.

Het probleem van het kunstwerk ARTfloor is dat het té direct ingrijpt op de gevangenisarchitectuur en zich hierbij richt op het gemakkelijkste slachtoffer: de gedetineerde. Is een beter doelwit van kunstintegratie niet gelegen in het detentieregime zelf? En is het hierbij niet veel spannender om een dialoog op te zoeken met de vormgevers (het subject) van dit regime in plaats van de gedetineerde (het object)? Het regime is blijkbaar niet in staat om de menselijke gevangenisomgeving te creëren die de wet voorschrijft. De Basiswet (2005) stelt dat de vrijheidsstraf plaatsgrijpt in ‘psychosociale, fysieke en materiële omstandigheden die de waardigheid van de mens eerbiedigen, die het behoud of de groei van het zelfrespect van de gedetineerde mogelijk maken en die hem aanspreken op zijn individuele en sociale verantwoordelijkheid.’ Een dergelijke omgeving is nodig als basis voor de toekomstige rehabilitatie en re-integratie van de veroordeelde.

4. Straffen en verdringen

Of wat zou er gebeuren als de kunstintegratie de blik naar buiten richtte? Is het niet zinvoller om een kunstintegratie op touw te zetten die het gestoorde levenspatroon van de normale stedeling viseert? De verstoring van de sociale relaties in de gevangenis is immers ook resultaat van een toenemende cultuur van repressie in de samenleving. Een politieke opvatting om elk delinquent gedrag onmiddellijk te bestraffen loopt parallel met een algemene desinteresse voor het gestrafte individu. Deze twee vormen van repressie bepalen de huidige modernisatie van het gevangeniswezen.

In de eerste plaats is de nieuwbouw van gevangenissen deel van een stringentere strafuitvoering. Het zgn. Masterplan 2008-2012-2016 is opgezet om het gevangeniswezen in België te moderniseren in functie van de nieuwe Basiswet. In de praktijk gaat alle aandacht vooral naar de creatie van extra capaciteit. Annemie Turtelboom heeft bij haar aantreden als Minister van Justitie duidelijk gemaakt dat de prioriteit ligt in bijkomende cellen. Hiermee hoopte ze een eind te maken aan de overbevolking en vooral aan de straffeloosheid. De nieuwe gevangenissen zal het rechtssysteem in staat stellen om sneller over te gaan tot effectieve straffen.

De nieuwbouwoperatie betekent in de tweede plaats een verdringing van de gevangeniscomplexen uit de centrale, zichtbare posities die het in de 19de Eeuw stad kreeg. De locatiekeuze voor de nieuwe gevangenissen valt consequent op perifere gebieden. De gevangenis van Beveren ligt aan de autosnelweg E17. De gevangenissen van Sint-Gillis, Vorst en Berkendael worden verplaatst naar een afgelegen industrieterrein in Haren (aan de noordelijke grens van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) waar ze samengevoegd worden tot een heus gevangenisdorp. De locatiekeuze voor de gevangenis ‘Nieuw Antwerpen’ aan de A12 werd opnieuw ter discussie gesteld door het nieuwe stadsbestuur – maar vast staat dat het complex aan de Begijnenstraat verdwijnt.

Een veelgehoorde motivatie voor de verdringingsoperatie is de overlast en het potentieel gevaar voor buurtbewoners. Maar ook in de nieuwe locaties rijzen evengoed vragen over de efficiënte aan- en afvoer van gedetineerden. De afstand tussen de gevangenis en het gerechtshof wordt immers aanzienlijk verlengd – met een toenemende kans op vertraging in de file. Hoe dan ook staan de locatiekeuzen haaks op de hedendaagse visie op een strafuitvoering met behoud van menselijke waardigheid en sociaal netwerk. Zo werkt de ruimtelijke inbedding van de nieuwe gevangeniscomplexen stigmatiserend en bemoeilijkt het bezoek van verwanten. Op die manier lijkt de modernisatie van het gevangeniswezen zich eerder te inspireren op de Middeleeuwse traditie om delinquenten uit steden te verbannen.

5. Kunst als weerstand

Een les die we kunnen trekken uit de kunstinterventie in de gevangenis van Hasselt is dat de integratie van kunst in de gevangenis nooit ver genoeg gaat. Het aanbrengen van kleurtinten in de gietvloer gaat een stap verder dan het plaatsen van een beeld aan de gevangenispoort, maar toont nog steeds een desinteresse in het wel en wee van gedetineerden. Het toont ook een ongeloof in de mogelijkheid van de kunst om een bijdrage te leveren aan een humanisering van de vrijheidsstraf – of toch op zijn minst in te grijpen op het detentieregime.

Het contrast met de theatervoorstelling ‘Een Nieuwe Wandeling’ (2013) van Victoria Deluxe en De Rode Antraciet is groot. Het betreft een productie onder regie van Caroline Petrick en Dominique Willaert in de gevangenis van Gent – beter bekend als ‘De Nieuwe Wandeling’. In de theatervoorstelling vertellen een tiental gedetineerden en geïnterneerden aan de hand van een voetbalmetafoor een herkenbaar verhaal over het leven na een gevangenschap. In de verbeelding maken zij een dagelijkse wandeling naar schone plekken die goesting geven om terug op het veld te geraken. Een zware overtreding is wat vermeden moet worden.

De theatervoorstelling is misschien niet bedoeld als kunstintegratie, maar biedt wel – en uitdrukkelijk – een reële aanvulling op een gevangenisregime waarbinnen het perspectief op rehabilitatie en resocialisatie uiterst beperkt blijft. Zo stelden de toneelspelers zelf het scenario op tijdens werksessies met de regisseurs die louter optreden als begeleider van een proces waarvan het resultaat niet vooraf geweten was. Zo is het theaterproject spontaan ontstaan op vraag van de gedetineerden en geïnterneerden die betrokken waren in de tentoonstelling ‘Buiten beeld’ van Victoria Deluxe. Hierbij legde een fotograaf de verre herinneringen van gedetineerden en geïnterneerden vast in een artistieke impressie.

Het toneelstuk ging verder waar het fotoproject stopte. De noodzaak om de individuele rol af te wegen binnen het gemeenschappelijke belang van het toneelstuk biedt de deelnemers de mogelijkheid om de betekenis van burgerschap aan de lijve te ondervinden. Ook werd de theatervoorstelling herhaaldelijk opgevoerd in de gevangenis voor een ruim publiek. Het zeldzaam contactmoment opende een andere, virtuele ruimte waarin de gedetineerde en geïnterneerde afstand nemen van de allesbepalende (mis-)daad. De betrokken gedetineerden en geïnterneerden representeren niet zichzelf, maar spelen een inwisselbare rol die zelf gekozen is, die past binnen een scenario en die er toe doet voor de toeschouwer. Het sublieme in de kunst krijgt hiermee een heel praktische functie in het verbreken van een keten die het individu laat samenvallen met het delict.

6. Tenslotte

De theatervoorstelling ‘Een nieuwe wandeling’ toont hoe kunstintegratie een precieze functie kan vervullen binnen het detentieregime. Het kan van hieruit niet zo heel erg moeilijk zijn om de verwachtingen naar kunstenaars precies te beschrijven in het performantiebestek én de kosten ervan een plaats te geven in de beheersovereenkomst van de publiek-private samenwerking. Voorwaarde is wel dat kunst afstapt van de 19de Eeuwse opvattingen. In het theaterproject wordt de gedetineerde niet langer neergezet als passieve consument van een subliem object geschapen door één of ander creatief genie met een verheven boodschap. In ‘Een nieuwe wandeling’ is de gedetineerde en geïnterneerde zelf die actieve producent van een gemeenschappelijk, artistiek project. De positie van consument wordt ingenomen door het publiek die mag ervaren dat de gedetineerde en geïnterneerde niet louter samenvalt met de misdaad, maar integendeel een levend subject is dat spreekt en acteert.

Gepubliceerd in Rekto:Verso, december 2013

Tags: Detention, Psychiatry

Categories: Art

Type: Article

Share: