Article

Een nulmeting begint bij nul

Gideon Boie


2013, AR-TUR

Drie vragen over de aard, het nut en het onderwerp van ontwerpend onderzoek in de Noorderkempen

Hoe kan vanuit kleine steden en landelijke gebieden een ruimtelijk programma geformuleerd worden dat voorbij gaat aan de gebruikelijke verstedelijking? Architectuurcentrum Ar-tur nam in samenwerking met Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete en de Warande de proef op de som met de organisatie van een Landschapslab in de Noorderkempen. Het afsluitende debat bracht de leermomenten uit verschillende programmaonderdelen samen. Het onderstaande artikel reconstrueert enkele discussiepunten.

1) Wat is ontwerpend onderzoek ?

Moderator Sofie Troch (Team Vlaams Bouwmeester) trapte het debat af met de filosofische vraag: ‘wat is ontwerpend onderzoek en wat betekent het voor de regio Noorderkempen?’ Prompt beantwoorde zij zelf het eerste deel van de vraag vanuit de werking van de Vlaams Bouwmeester: ‘Ontwerpend onderzoek poneert hypothetische scenario’s en vraagstellingen die als hefboom functioneren voor de gegeven beleidscontext.’

Het voordeel van de vliegende start was dat snel duidelijk werd dat de panelleden vooralsnog weinig toe te voegen hadden. De repliek van René van der Lecq (Ruimte Vlaanderen) en Roeland Dudal (Architecture Workroom Brussels) paste naadloos in de definitie van de Vlaams Bouwmeester. Jammer genoeg werden de lokaal betrokken panelleden niet gehoord omtrent hun opvatting van ontwerpend onderzoek. De gegeven beleidstoepassing van ontwerpend onderzoek verscheen hiermee als enige denkpiste.

De consensus werd verstoord toen Deputé Rik Röttger (bevoegd voor o.a. leefmilieu, fiscaliteit en waterlopen) het woord nam. Het ontwerpend onderzoek van Delva Landscape Architects bestempelde hij als een landschappelijk totaalkunstwerk dat niet onder doet voor de Kolonies van Wortel en Merksplas. De droombeelden, zo stelde hij, laten de essentiële vraag onbesproken: hoe vertalen we al deze mooie ideeën naar de realiteit?

De provocatie van de Deputé plaatst vraagtekens bij ontwerpend onderzoek voor zover het uitdrukkelijk als beleidsinstrument neergezet wordt. Geen wonder dat een politicus de uitvoering van het ontwerpend onderzoek naar zich toetrekt en zo het laatste woord naar zich toetrekt. En terecht, de uitzonderlijke erfgoedwaarde van de Kolonies is ondenkbaar zonder een uitzonderlijke overheidsopdracht. Ontwerp gaat hierbij hand in hand met herhuisvesting, tewerkstelling en ordehandhaving.

Het probleem is dat binnen deze discussie het omgekeerde evengoed waar is. Als ruimtelijk ontwerp niet denkbaar is zonder een politiek fiat, dan geldt het omgekeerde evengoed. Een politiek akkoord blijft een ijle, zwevende speculatie als het niet geïnformeerd wordt vanuit een ruimtelijk ontwerp waarbinnen engagementen afgerekend worden. Politiek en ruimte liggen verknoopt als een möbiusring waardoor de vraag wie het laatste woord voert weinig relevant is.

Bepalend voor de aard van ontwerpend onderzoek is de vraag naar haar ‘bestemmeling’. In het debat leek een of ander beleidsprogramma de noodzakelijke alfa en omega van ontwerpend onderzoek. Maar kan het ontwerpend onderzoek de bestuurlijk niveaus kortsluiten en een private of maatschappelijke organisatie rechtstreeks adresseren? Of kan het ontwerpend onderzoek interesses agenderen en in functie hiervan nieuwe samenwerkingsverbanden creëren? Zo ja, welke uitgangspunten vormen in die gevallen de leidraad van het ontwerpend onderzoek? Kortom, een andere bestemmeling verandert de coördinaten van het debat fundamenteel.

2) Wat is het nut van ontwerpend onderzoek ?

Een tweede discussiepunt betrof de functie van ontwerpend onderzoek binnen het veranderende ruimtelijke beleid in Vlaanderen. René van der Lecq lichtte toe hoe de leidraad bij de opmaak van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen ligt in het subsidiariteitsbeginsel. De regionale overheid denkt niet langer in termen van afbakeningen, arceringen en pijlen. In de plaats daarvan komen een set van prikkelende begrippen, strategische keuzen en voorbeeldprojecten die de lokale partners stimuleren hun gedroomde landschappen zelf te realiseren.

De kritiek op het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) werd door het panel unaniem beaamd. Lokale ontvoogding past in de verschuiving van ruimtelijke ordening naar ruimtelijke ontwikkeling – een wereld van verschil binnen dezelfde afkorting. Terwijl de eerste interpretatie van R.O. steunt op het algemene structuurplan als belangrijkste instrument, draait bij de nieuwe interpretatie alles om locatie-specifieke ontwikkelingsprojecten.

Het ontwerpend onderzoek blijkt een handig instrument in de cultuuromslag. Het panel oppert verschillende functies, onder meer:

  • – Ontwerpend onderzoek smeedt coalities. Speculatieve toekomstbeelden stellen betrokken partijen in staat om onderlinge verlangens af te stemmen en engagementen vast te leggen.
  • – Ontwerpend onderzoek zorgt voor een integrale benadering – weliswaar binnen de contouren van het specifieke project. Schotten tussen de verschillende beleidsniveaus (nationaal, regionaal, lokaal) en beleidssectoren (ruimte, erfgoed, natuur, toerisme, …) verliezen betekenis.
  • – Ontwerpend onderzoek krikt de ambitie op en kleurt buiten de lijntjes.

Het enthousiasme wordt getemperd door Roeland Dudal die een mogelijke Catch-22 ontwaart. Hij waarschuwt dat een visionair ontwerpend onderzoek vroeg of laat stoot op de onwrikbare grenzen van het institutionele kader. Opmerkelijk is dat de overheidsdiensten goed bewust zijn van deze problematiek. René van der Lecq legt uit hoe in de opmaak Beleidsplan Ruimte plaats gemaakt wordt voor uitzonderingszones waarin alle regels opgeheven worden. Het probleem blijft echter dezelfde zolang er geen antwoord komt op de vraag hoe de regelvrije experimenten vanuit hun geïsoleerde bestaan vertaald worden naar een structurele verandering binnen de institutionele realiteit van gewestplannen, eigendomsrechten en dergelijke meer.

Een heel andere Catch-22 schuilt in de manier waarop de beoogde subsidiariteit aanleiding is voor een … nieuwe bevoogding. Wat het meest opvalt aan de ‘Vlaamse’ krachttermen is het generische karakter ervan: veerkrachtige ruimte, productief landschap, ruimtelijk metabolisme, enzovoorts. Ook al lijkt het lokale niveau aan zet, de abstracte termen maakt dat zo goed als elke lokale actie past binnen Vlaamse doelstellingen. Het is ook de reden waarom de krachttermen probleemloos gereproduceerd worden binnen de meest uiteenlopende situaties.

Eerder dan vrij experiment, is een precieze bepaling van de gebruikte krachttermen nodig. Over welke ruimtelijke veerkracht spreken we, wie benut die veerkracht, om wat te doen en met welk resultaat? Ook hiertoe is ontwerpend onderzoek een nuttig instrument. Speculatieve scenario’s kunnen de houdbaarheid van de krachtterm uittesten binnen concrete, lokale situaties. Ook kan het ontwerpend onderzoek vanuit de Noorderkempen eigen krachttermen formuleren en op de Vlaamse agenda prikken. Pas dan zal duidelijk worden hoe serieus Vlaanderen het neemt met lokale ontvoogding.

3) Wat is het onderwerp van ontwerpend onderzoek ?

Een laatste discussiepunt in het debat was de juiste schaal waarop het ontwerpend onderzoek in de Noorderkempen gevoerd wordt. De vraag is dan of het ontwerpend onderzoek een visie moet formuleren op de leefomgeving van pakweg Essen tot Herentals? Of zijn er strategische ontwerpuitdagingen die bepalend zijn voor de Noorderkempen als geheel? De juiste schaal is, met andere woorden, een vraag naar het juiste onderwerp van ontwerpend onderzoek. Het panel kwam niet tot een eenduidige standpunt.

Een discussie tijdens het eerste programmadeel van het Landschapslab is uiterst relevant. Naar het einde van de ‘Ontdekkingstocht Noorderkempen’ waarschuwde Jan Bastiaens (Vlaams Instituut Onroerend Erfgoed) voor een al te gemakkelijke fascinatie met de Kolonies van Wortel en Merksplas. Hij stelde – terecht – dat de vorm van de kolonie niet typisch is voor de werkelijke ontwerpuitdagingen in de Noorderkempen. De schaalvergroting, inbedding en ontsluiting van de tuinbouwcomplexen is veel bepalender.

De impact van de tuinbouw neemt echter niet weg dat ook de kolonies vandaag een betekenis en waarde hebben. Met het oog hierop is het zinvoller om niet te vertrekken van het ‘typische’ geval, maar van het ‘universele’ element. Het typische zoekt naar het bijzonder geval dat beeld staat voor de Noorderkempen als zodanig. Het universele zoekt in elk afzonderlijk geval een betekenis en waarde die de Noorderkempen overstijgt en direct relevant is op een hoger – Vlaams, Belgisch, Europees – niveau?

De stopplaatsen op de ontdekkingstocht bieden een ideale aanleiding om de oefening te maken. Zo stond de groep aan het vliegveld van Weelde Statie stil bij de geschiedenis van de heide als gemene grond en de teloorgang van deze traditie in de 18de Eeuw ten voordele van grootgrondbezit. De latere omvorming tot militair domein maakt dat gronden als deze tot op vandaag grotendeels intact gebleven zijn en bovendien wit ingekleurd staat op de gewestplannen. Om beide redenen is de grond erg gegeerd voor diverse exploitatie (recreatie, woonuitbreidingsgebied , gevangenis, …) Niets staat echter in de weg van een herstel van de oorspronkelijke gemene grond. Op die manier kan de ruimtelijke ontwikkeling van de witte vlekken een voorbeeld stellen aan Vlaanderen rond onroerend erfgoed en gemeenschappelijk grondgebruik.

Een andere spannende uitdaging ligt bij de alleenstaande en vooral ook leegstaande kerkgebouw in het landschap – de Ontdekkingstocht stond stil bij de kapel van het Geheul. De Noorderkempen kan als proeftuin functioneren van hergebruik van religieus erfgoed dat voorbij gaat aan vermarkting – de invulling van restaurant, hotel of boekhandel is wellicht niet aan de orde op een uitgestrekte heide. Of wat te denken van de explosieve uitgroei van de tuinbouw tot industrieel complex met alle problemen van dien aard (logistiek, ontsluiting, voorzieningen, geurhinder, lichtvervuiling, uitzicht, …) De ruilverkaveling nieuwe stijl zorgt voor de mobiliteit van Noorderkempense grond.

Tijd en ruimte ontbreekt in dit artikel om de universele betekenis te identificeren in de andere stopplaatsen van de Ontdekkingstocht, zijnde: Wortel Kolonie, Dorpslint Rijkevorsel, Sint Jozef, Breebos verblijfspark, Merksplas Kolonie en de nieuwe stadsboerderij aan het Viervingerpark. In ieder geval kan een ontwerpend onderzoek van start gaan dat niet volgend, maar bepalend is voor het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen in opmaak. Het succes van het Landschapslab ligt niet in de zoektocht naar een niche binnen de abstracte krachttermen die vanuit een hoger beleidsniveau opgedrongen worden. De inzet is omgekeerd: het Landschapslab formuleert vanuit de lokale realiteit van de Noorderkempen eigen krachttermen en inspireert van hieruit het nieuwe ruimtelijke beleid in Vlaanderen.

Commentaar geschreven naar aanleiding van het Landschapslab georganiseerd door Ar-Tur in samenwerking met Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete en de Warande. Zie: http://centrum.ar-tur.be/2013/04/03/festival-het-gedroomde-landschap-landschapslab/

Categories: Urban planning

Type: Article

Share: