Article

Slakkengang voor internering

Gideon Boie


2012, Psyche

De vermaatschappelijking van de psychiatrie kent haar grenzen in de forensische psychiatrie. De internering van de patiënt kan hoogstens in het perspectief geplaatst worden van resocialisatie. Het gebruik van het zogenaamde slakkengang-model in het ontwerp voor het Forensisch Psychiatrisch Centrum Gent (FPCG) is in dit verband interessant.

Download pdf

De eerste gesloten interneringsinstelling in Vlaanderen voorziet in 272 bedden en gaat gepaard met een investering van ca. 80 miljoen euro. Het FPC is gegroeid vanuit de vraag naar een centrum voor psychiatrische zorg met een medium tot hoog risico. Forensische psychiatrie wordt tot op heden in het beste geval toegediend in een gespecialiseerde gevangenisvleugel en dat is in strijd met elementaire rechtsprincipes. Internering is immers geen straf.

Het nieuwe programma zorgde ervoor dat de federale ministeries van Justitie, Volksgezondheid en Financiën (Regie der Gebouwen) geen beroep konden doen op een toepasselijke bestekken en dito praktijkvoorbeelden. De start vanaf het witte blad beloofde veel kansen, maar evenveel uitdagingen. Zo moest het FPC afstand nemen van de ruimere expertise in gevangenisbouw ten voordele van het zorgprogramma.

Ook werd na 5 jaar overleggen en ontwerpen het bouwproces gestart in afwachting van de aanstelling van een exploitant. De ambigue rechtsstatus van de geïnterneerde spiegelt zich in het toekomstig personeel van het FPC waarvan het onduidelijk blijft of het nu om verzorgers of cipiers gaat. Hierdoor ontstond een dispuut tussen de betrokken ministeries over wie in welke mate de hoge werkingskosten van het FPC zal betalen. Het ontwerp gebeurt hiermee niet alleen over de hoofden van de patiënt, maar ook van het personeel.

Een bijkomend probleem is dat de adviesgroep die in het leven geroepen werd om het ontwerp van het FPCG te informeren als mogelijke exploitant verschijnt. Platform Forensisch Psychiatrisch Centrum Gent (PFPCG) verzamelde alle relevante partijen uit de zorgsector onder leiding van Martin Vanden Hende – die met Centrum OBRA ondersteuning biedt aan verstandelijk gehandicapte geïnterneerden in de gevangenis van Gent. Nu het PFPCG wil meedingen in de openbare aanbestedingsprocedure voor exploitatie mag zij haar informerende rol niet meer vervullen.

Een expertengroep binnen het kabinet van Laurette Onkelinx, toenmalige Minister van Justitie, formuleerde het theoretisch concept. In de eerste plaats moest het FPC voorbij observatie en veiligheid voorzien in een kwalitatief zorgterrein. Een te grote nadruk op de interne en externe veiligheid heeft immers een negatieve invloed op het therapeutische klimaat. De noodzakelijke bescherming van de maatschappij en de interne veiligheid in het centrum mag geen afbreuk doen aan een individueel behandelingstraject waarin vallen en opstaan mogelijk blijft.

In de tweede plaats moest het FPC binnen de perimeter van het centrum plaats maken voor verschillende kleinschalige units waarin per ziektebeeld een afzonderlijk regime geldt en gevarieerd wordt met de grootte van leefgroepen. Vooral het verschil tussen lang en kortverblijf is hierbij cruciaal. Hierbij werd gevraagd om ruime groenvoorzieningen in functie van therapeutische doeleinden.

Een vacant terrein in de Wondelgemse Meersen bleek meest geschikt zowel naar vorm van het terrein, beschikbaarheid als stedenbouwkundige inbedding. Het bouwterrein in het havengebied van Gent wordt omsloten door de Wiedauwkaai, een spoorweg, een (toekomstige) stelplaats van De Lijn, een recyclagebedrijf en de rivierbedding van de Lieve. Stad Gent voorzag een nieuwe ontsluiting langs de spoorweg om zo de bewoners van de Limbastraat te vrijwaren.

Het ontwerp werd opgemaakt door het Gentse architectenbureau Abscis aangevuld met de Nederlandse know-how van De Jong Gortemaker Algra. Het ontwerp baseert zich op het principe van wat zij een ‘slakkengang’ noemen. Het gaat om een gelijkvloers circuit waarbinnen de patiënt doorstroomt tussen verschillende zorgfasen die elk een eigen beveiligingsregime kennen – behandeling, werktherapie en resocialisatie in respectievelijk de high, medium en low care.

De zorgfasen worden ondergebracht in paviljoenen die waaiervormig staan op een H-vormige rondgang. De paviljoenen krijgen de vorm van een traditionele ziekenhuisgang waarin de kamerdeuren niet rechtstreeks op elkaar uitgeven, maar gescheiden worden door een technische zone. De rondgang omarmt de gemeenschappelijke ruimten met o.a. de werkplaatsen, therapieruimtes, technische dienst en sporthal. Op de tweede verdieping bevinden zich de administratieve ruimtes, die niet of bij uitzondering toegankelijk zijn voor patiënten.

Met betrekking tot het eerste uitgangspunt beoogt de functionele splitsing van enerzijds wonen en anderzijds dagbesteding (werken, ontspannen en behandelen) een normaal dagritme. Als tijdens de nachturen en het weekend de personeelsbezetting echter terug geschroefd wordt, liggen de woonpaviljoenen afgesneden van de gemeenschapszones. De kleurrijke gevelornamenten kunnen op die momenten moeilijk verbergen dat het FPC gereduceerd wordt tot cellencomplex.

Met betrekking tot het tweede uitgangspunt is het vreemd dat het ontwerp vrijwel identieke paviljoenen voorziet, zowel op vlak van aantal kamers, circulatie en gemeenschappelijke voorzieningen. Hierdoor is er weinig flexibiliteit mogelijk in de organisatie van de afdeling en komen diverse ziektebeelden onvermijdelijk bij elkaar. De afdelingen staan ook niet in relatie tot de schaarse groenvoorzieningen die bovendien té klein zijn voor een moestuin of boerderij.

Sowieso wordt in de vooronderstelling van vlekkeloze doorstroming doorheen de zorgfasen vergeten dat bij vele patiënten het ziektebeeld eerder onveranderlijk is. In die gevallen is promotie naar paviljoenen met meer open regimes eerder onwaarschijnlijk laat staan dat er sprake is van uitstroom. Aangezien internering geen vast eindpunt kent, moet rekening gehouden worden dat voor sommigen het FPC de facto functioneert als een permanent om niet te zeggen levenslang woonverblijf.

In dit licht is het nodig om het FPC op te vatten als een woonzorgmilieu en de ambities overeenkomstig bij te stellen. Helaas werd de inhoudelijke feedback op het ontwerpproces beperkt waardoor het FPC zich vandaag presenteert als een vermomde gevangenis met resocialisatie en behandelingsmogelijkheden. De toekomstige exploitant van het FPC wordt hiermee gedwongen een nieuw gebouw in gebruik te nemen dat reeds bij de eerste dag nood heeft aan renovatie.

Artikel gepubliceerd in Psyche, jaargang 24 (3), september 2012, een uitgave van VVGG

Tags: Care, Detention, Psychiatry

Categories: Architecture

Type: Article

Share: