Article

Toekomst voor Rotterdamse Kunst

BAVO


2012, administrator

Nota bij het visiedocument ‘Scenario’s 2020’ opgemaakt door het Directeurenoverleg Rotterdamse Kunstinstellingen.

(Download PDF-versie)

 

1 Inleiding

 

Het Directeurenoverleg Rotterdamse Kunstinstellingen heeft zich samen met Future Consult over de toekomst van de kunst gebogen. Het resultaat is de visienota Scenario’s 2020.

 

Scenario’s 2020 geeft de Rotterdamse kunstpraktijken opnieuw richting en stelt de positie van de publieksinstellingen hierbinnen veilig naar de toekomst.

 

In onderstaande tekst schetsen de krachtlijnen van Scenario’s 2020 en tonen we hoe de prikkelende scenario’s de focus van de overheid op cultureel ondernemerschap overdraagt op kunstenaars.

 

2 Noodzaak

 

De liberalisering van kunst en cultuur in Nederland brengt heel wat turbulentie met zich mee. De flinke bezuiniging in de overheidssubsidies snijden diep en confronteert zowel kunstenaars als instellingen met de onzekerheid van voortbestaan. Tegelijk zorgen de nieuwe opvattingen over de betekenis van kunst voor heel wat verwarring en coördinatieverlies.

 

De Rotterdamse Kunstinstellingen hebben de turbulentie in de kunstsector goed aangevoeld en antwoorden vandaag met een ambitieus visiedocument.

 

Scenario’s 2020 verzoent de plannen van de Staatsecretaris voor Cultuur, Halbe Zijlstra, met de bezorgheden die individuele kunstenaars geuit hebben – vaak in de vorm van luid protest – nu alweer een goed jaar geleden.

 

Een kunstinstelling bezetten is goed om momentum op te bouwen en iedereen aan het woord te laten. Maar met een volgehouden defensieve reactie snijdt de kunstpraktijk zichzelf in het vel. Daarom zijn de Rotterdamse kunstinstellingen bij zichzelf te rade gegaan over de toekomst van de kunst.

 

In de komende acht jaar zullen de Rotterdamse Kunstinstellingen nieuwe verbindingen leggen met de overheid en van hieruit kunstenaarspraktijken heroriënteren. Kunstenaars moeten andere terugverdienmodellen opzetten en vooral ook een andere public relations.

 

Rotterdamse Kunstinstellingen staan hiermee in een moeilijke spreidstand. Aan de ene kant loopt de communicatie met de diverse overheden – broodheer van de kunstinstellingen – moeilijk aangezien het nieuwe paradigma nog onvoldoende uitgekristalliseerd is. Aan de andere kant kunnen kunstenaars – kapitaal van de kunstinstellingen – zo moeilijk de meerwaarde van hun werk aantonen.

 

Scenario’s 2020 houdt scherp voor ogen dat het nieuwe paradigma helemaal niet zo nieuw is. De schokervaring onder kunstenaars wordt verzacht door het nieuwe paradigma te vertalen in enkele scenario’s die voor elke kunstenaar herkenbaar zijn.

 

Staatssecretaris Zijlstra heeft teveel op ramkoers gevaren en dat werkt bij kunstenaars contraproductief. Scenario’s 2020 minimaliseert de vervreemding die kunstenaars ervaren in het nieuwe paradigma. Zo verzekeren de Rotterdamse kunstinstellingen dat kunstenaars actief blijven in Rotterdam en ook het eigen voortbestaan.

 

3 Visie

 

Scenario’s 2020 legt vier scenario’ s neer. Het eerste basisscenario bouwt voort op de huidige manier waarop kunst en cultuur geliberaliseerd wordt. Vervolgens worden drie variaties uitgezet waarin de scherpe kantjes van het basisscenario vertaald worden in uitdagende toekomstperspectieven.

 

Het Directeurenoverleg vraagt in de vormgeving van de alternatieve scenario’s een actievere inbreng van de overheid – zonder terug te vallen in het oude paradigma van overheidsbetutteling en subsidieverslaving.

 

De opdracht ligt immers in het formuleren van scenario’s die het nieuwe paradigma op een frisse manier vertalen zodat ook kunstenaars zich hiermee identificeren.

 

We zien dat de overheid, de kunstinstellingen en de betrokken partners snel overtuigd zijn omtrent het noodzakelijke karakter van de liberalisering in de kunst.

 

Kunstenaars vragen een andere aanpak. Kunstenaars zijn zelfbewuste individuen die zich enkel laten overtuigen voor zover zij een kritische afstand ervaren.

 

Ongedwongen keuzevrijheid en interpretatievrijheid zijn de sleutels voor het succes van Scenario’s 2020. Het onderlinge samenspel tussen de vier scenario’s laat Scenario 2, 3 en 4 verschijnen als wissels op de toekomst waarin kunstenaars hun eigen weg kunnen gaan.

 

4 Strategie

 

Het Directeurenoverleg presenteert vier scenario’s. Het eerste scenario vormt de basis. De drie volgende scenario’s vormen drie variaties op het zelfde basisthema.

 

De variatie maakt dat de scenario’s niet uitsluitend zijn, zich hier en daar herhalen en ten dele elkaar overlappen. De diverse scenario’s stellen de kunstenaars in staat om een eigen keuze te maken en voorkomt het gevoel in één richting geduwd te worden.

 

De participatie van kunstenaars is wat telt voor de Rotterdamse Kunstinstellingen, niet de manier waarop.

 

4.1 Basisscenario

 

In het eerste scenario projecteert het Directeurenoverleg een ongewijzigde continuering van de huidige, beleidsarme aanpak in de liberalisering van kunst en cultuur – verpersoonlijkt door Staatsecretaris Halbe Zijlstra.

 

Het toekomstperspectief van de kunst ligt hierbij op de fragmentatie van het publiek, een door mediacratie beheerste productie, populistische interpretatie, eenzijdige focus op topkunst, toenemende festivalisering, enzovoorts.

 

Scenario 1 kadert deze destabilisering in de kunst aan de hand van twee parameters:

 

– Scenario 1 is beleidsarm. Het nieuwe paradigma wordt hier voorgesteld als een kwantitatief verschil (meer of minder overheid), terwijl het in essentie een kwalitatief verschil doorvoert (van overheidsopdrachten naar een vrije kunstoefening).

 

– Scenario 1 is ook publieksarm. De Directeuren schetsen een recht evenredige verhouding tussen het onstabiel kunstklimaat en het onstabiele bevolkingsprofiel dat vandaag in Rotterdam bestaat.

 

Het betreft met andere woorden twee perspectieven die voor kunstenaars als onwenselijk ervaren worden. Beide perspectieven vormen – bekeken vanuit het oude paradigma – een bedreiging voor zowel de kunstproductie (verdwijnen van overheid als goede opdrachtgever) als –consumptie (verdwijnen van geïnteresseerd publiek).

 

Scenario 1 speelt zo strategisch in op de angst onder kunstenaars om het cultureel ondernemerschap te stimuleren.

 

4.2 Variatie 1

 

Het tweede scenario heet de ‘Stoere Gabbers’ en bouwt voort op het eigen initiatief dat eigen is aan Rotterdamse kunst.

 

Het gaat om kunstenaars die een eigen actieradius uitbouwen ongeacht de windrichting die speelt op institutioneel niveau. We denken dan in de eerste plaats aankunstenaars zoals Jeanne Van Heeswijk, Kamiel Verschuren en Jonas Staal.

 

De productiviteit onder kunstenaars wordt aangedreven door een Do-It-Yourself mentaliteit gekoppeld aan onconventionele samenwerkingsverbanden.

 

De activiteit ontplooit zich buiten de platgetreden paden en bij voorkeur op arbeidsplaatsen die in de ogen van de culturele elite als wasteland aangestipt staat, zoals de wijken op Zuid. Creativiteit is immers gebaat bij minimale voorzieningen, zoals basisscholing en goedkope huisvesting, waardoor. Alle andere benodigdheden (voor inspiratie, productie, presentatie, PR, etc.) ontleend de kunstenaar aan zijn omgeving.

 

De zelforganisatie van de Stoere Gabbers betekent niet dat hun kunstproductie volledig los gezongen is van beleidskeuzes, kunstinstellingen of subsidiestelsels. Cruciaal is dat de kunstenaar zich opportunistisch verhoudt tot deze institutionele laag.

 

De kunstenaar laat zich niet leiden door ideologische ideefixen maar door arbeidsvreugde. Hierin ligt het aanknopingspunt voor de Rotterdamse Kunstinstellingen.

 

4.3 Variatie 2

 

Het derde scenario’s benoemt het Directeurenoverleg kort met HEMA. Hiermee wordt de democratische inslag van de Rotterdamse kunst opgepikt en verder uitgebouwd.

HEMA is op drie aspecten eigen aan Rotterdamse kunst:

 

– Breed doelgroepenbereik. Kunstenaars werken in de wijken en staan zo in contact mensen van heel divers pluimage – autochtone Rotterdammers, nieuwkomers, gemeentewerkers, enzovoorts.

 

– Onvoorzien marktsucces. De blootstelling aan een divers publiek biedt voortdurende inspiratie, spontane opdrachten, nieuwe productontwikkelingen en breed afzetgebied.

 

– Tewerkstelling en arbeidskansen. De Rotterdamse kunstmarkt toont de instroom van veel nieuwe Nederlanders – zowel in de creatieve beroepen als in de ondersteunende diensten.

 

Het Directeurenoverleg erkent dat deze democratisering in de Rotterdamse kunst zich tot nog toe beperkt heeft tot lokale kunstenaarsinitiatieven. Doorstroming naar de Rotterdamse Kunstinstellingen blijft beperkt. Hierdoor blijft de vernieuwing hangen in de wijken en nauw verbonden met de naam individuele kunstenaars.

 

Het HEMA-scenario benut het democratisch potentieel van de Rotterdamse kunst beter op institutioneel niveau. Het opent de poorten van de instelling naar kunstenaarspraktijken die normaal buiten de kunst vallen (werk van Jeanne Van Heeswijk, Kamiel Verschuren en Jonas Staal bijvoorbeeld) en dus ook naar diverse doelgroepen.

 

De Rotterdamse Kunstinstellingen versterken hun marktpositie als de HEMA’s van de kunst. De perceptie wordt immers doorbroken dat de Kunstinstellingen voeling missen met wat leeft in Rotterdam. Tegelijk wint het draagvlak bij individuele kunstenaars aangezien zij nu institutionele herkenning genieten voor hun alternatieve kunstbeoefening.

 

4.4 Variatie 3

 

Het vierde en laatste scenario koppelt het nieuwe paradigma met het oude onder de noemer ‘Future is now’.

 

Het scenario projecteert een tweesporenmodel:

 

– Op het eerste spoor investeert de overheid op A-merken in de Rotterdamse kunst. Het gaat dan om zowel kunstinstellingen (Boymans, WdKa, IFFR, …) als individuele kunstenaars (Joep van Lieshout, Erik van Lieshout, …) Deze beeldbepalende actoren krijgen extra mogelijkheden gegeven om zich te manifesteren (naar een internationaal publiek) en hun aanwezigheid in Rotterdam te vergroten (door middel van kunstfestivals en opmerkelijke kunst in de openbare ruimte).

 

– Op het tweede spoor stimuleert de overheid het eigen beheer van kunstenaars actief in de wijken. Kunstproductie in de wijken wordt aangedreven door ondernemerschap, de wil om het te maken en de voortdurende zoektocht naar opdrachten. Private kunstenaarsinitiatieven en creatieve coalities vormen een humuslaag waar echte creativiteit kan openbloeien. Overheidsinvestering werkt contraproductief.

 

Het Directeurenoverleg vertrouwt op de dynamiek die ontstaat tussen de twee sporen. De A-merken putten uit de humuslaag de noodzakelijke creativiteit en goedkope arbeidskrachten. De humuslaag benut de A-merken om in de leer te gaan en zichtbaarheid te verwerven. De humuslaag functioneert tevens als sociaal opvangnetwerk.

 

De precaire dynamiek tussen de twee sporen wordt in stand gehouden door de initiatieven, organen en podia die zich in het grijze tussengebied nestelen op gezette tijdstippen te ontmantelen. De periodieke creatieve destructie is nodig om twee redenen:

 

– De natuurlijke selectie van humus naar A-merk mag niet verstoord worden door smaakoordelen van zelfverklaarde culturele elites.

 

– De trickle-down effecten van A-merken de humuslaag voeding geven en mogen niet oneigenlijk toegeëigend worden op tussenniveaus.

 

5 Werking

 

De vier scenario’s vormen samen een instrument die kunstenaars verleidt om drager te worden van de beleidskoers die voorop gezet is.

 

De speculatieve aard van de scenario’s is hierbij van fundamenteel belang. De scenario’s winnen overtuigingskracht uit het feit dat het nieuwe paradigma de meeste betrokken nog onhelder voor ogen staat. Kunstenaars zien nog niet de volle draagwijdte van de beleidsopties die vandaag genomen worden door de Rijksoverheid in samenwerking met de lagere overheden. Voor beleidsmakers is het nog onduidelijk hoe de fundamentele slag naar een liberale kunst vertaald wordt op lokaal niveau en binnen particuliere gevallen.

 

Het is moeilijk in te schatten wat de uitwerking van die vier scenario’s is op kunstenaars op het moment dat de consequenties van het gekozen beleid wel helder is.

 

Tegelijk putten de scenario’s overtuigingskracht uit het feit dat ook de veranderende attitude onder de kunstenaarspopulatie nog niet volledig uitgekristalliseerd is. Het luidkeels kunstprotest tendeert vandaag onder invloed van de ontluikende kunstmarkt en Occupy-groeperingen in de richting van zelforganisatie en bezetting – een beweging die voorlopig nog in evenwicht blijft. Kunstenaars werden nog niet verplicht om hun alternatieve kijk op de werkelijkheid te vertalen in een concreet alternatief beleid.

 

Ook hier geldt dat moeilijk in te schatten is hoe het instrumentarium reageert als de interne contradicties in de beweging de normale kunstproductie verstoort.

 

In beide gevallen geldt dat de voorsprong in de tijd ten voordeel strekt van de partij die als eerste de grote sprong voorwaarts waagt.

Categories: Art

Type: Article

Share: