Article

Maak liberaal kunstbeleid liberaal

BAVO


08/06/2011, Metropolis M

Advies aan staatssecretaris Zijlstra met betrekking tot de noodgedwongen keuzen die de cultuursector te wachten staat

(Download pdf)

Het valt staatsecretaris Halbe Zijlstra moeilijk te verwijten dat hij geen visie heeft op kunst. In de liberale ideologie is kunst geen staatszaak en moet dat ook niet worden. Wat de staatssecretaris wel aan te rekenen valt, is zijn armzalige optreden als curator – in de zakelijke betekenis van het woord – van het kunstbedrijf. Ook na de kortingen van Halbe Zijlstra zal het culturele aanbod onaangepast zijn op de maatschappelijke vraag.

Kruidenieren creëert geen kunstmarkt
Staatsecretaris Halbe Zijlstra laat een unieke kans liggen om af te rekenen met oude gewoonten in de cultuursector en haar fundamenteel te herstructureren. De bezuiniging van 25% middelen in de cultuursector – in het scenario dat aangekondigd is door de Raad voor Cultuur – zal weinig tot niets veranderen aan de overheidsafhankelijkheid van de kunstproductie, -verdeling en -consumptie in Nederland. Het probleem is dus niet zozeer Halbe Zijlstra’s al te liberale kijk op cultuur, maar wel dat zijn cultuurbeleid de noemer ‘liberaal’ onwaardig is. Liberalisme heeft cultuur veel meer te bieden dan enkele onsamenhangende fiscale bezuinigingen en budgettaire maatregelen.

Staatssecretaris Halbe Zijlstra voert een zuinig beleid, maar ook niet meer dan dat. De vinger gaat op de knip in de overheidsuitgaven naar cultuur en de sector moet het binnenkort met gemiddeld 25% minder doen. Wie van deze bezuiniging verwacht dat het een nieuwe dynamiek creëert in de vastgeroeste kunstsector, komt bedrogen uit. De forse bezuinigingen zullen de kunstinstellingen en kunstenaars ongetwijfeld verplichten om nauwer samen te werken en zich open te stellen naar nieuwe opdrachtgevers. Maar de forse bezuiniging verandert weinig aan de afhankelijkheid van overheidsgeld in de cultuursector. Kunstinstellingen en kunstenaars blijven teveel afgeschermd van marktwerking en de stimulans om de artistieke productie af te stemmen op de maatschappelijke vraag blijft te gering.

Het advies van de Raad voor Cultuur is sprekend voor dit non-beleid. De strategie van de Raad voor Cultuur was om het geld waar Halbe Zijlstra naar op zoek is min of meer gelijkmatig weg te plukken bij de verschillende disciplines in de cultuursector. Het centrale uitgangspunt hierbij was om een basisinfrastructuur intact te laten die het voortbestaan van de kunstsector verzekert – al is het dan met 25% minder werkingsmiddelen vanuit het Rijk. Het advies van de Raad voor Cultuur biedt hiermee een wanstaltig compromis dat alle betrokkenen – zowel de sector als de staatssecretaris – min of meer het gevoel geeft dat de eigen belangen gerealiseerd zijn.

De tragedie van de huidige bezuinigingsronde is dus niet zozeer de flink uitgedunde basisinfrastructuur voor cultuur, maar wel het uitstel van executie. De bedenkelijke kwaliteit van het compromis consolideert zo de ontevredenheid in en rond de cultuursector. Gezien de ongewijzigde overheidsafhankelijkheid van de kunstproductie, -distributie en –consumptie zal de roep voor méér bezuinigingen en de tegenroep voor méér geld een blijvend ritueel worden. We kunnen nu reeds de agenda zetten voor een verhitte bezuinigingsronde na de volgende kabinetsformatie.

Een marktplaats voor cultuur ontstaat niet vanzelf
De vraag is dan hoe vanuit een liberaal perspectief wél een radicale omslag kan gecreëerd worden binnen de cultuursector?

Het uitgangspunt moet zijn dat kunst inderdaad geen staatszaak is – zoals ook minister-president Mark Rutte onderstreept heeft. Kunstenaars moeten en kunnen hun eigen zaken behartigen, op zoek gaan naar nieuwe opdrachtgevers, nieuwe consumenten en nieuwe samenwerkingsverbanden. Wat wel een staatszaak is, dat is het transparante, duurzame en competitieve opereren van de kunstmarkt. Een vrije kunstmarkt ontstaat immers niet vanzelf. Dit moet worden gecreëerd en gefaciliteerd vanuit een robuuste basisinfrastructuur die een brede participatie stimuleert en kansen op groei garandeert. Dit moet de spreekwoordelijke taart doen groeien zodat meer mensen kunnen instappen en meegenieten.

Het ontbeert de cultuursector vandaag aan deze basisstructuren die de vrije kunstmarkt aanjagen en in goede banen leiden. De uitbouw van de volgende infrastructuur moet hiertoe hoog op de liberale agenda staan en waar nodig in samenwerking met lagere overheden en private partners geïmplementeerd worden:

  • – De bestaande cultuurfondsen ombouwen tot investeringsbedrijven
  • – In plek stellen van een stelsel van aanbestedingen naar kunstenaars
  • – Stimuleren van publiekprivate samenwerking
  • – De bestaande kunstinstellingen afbouwen tot kunstenaarsuitzendkantoren die vraag en aanbod afstemmen, innovatie aandrijven en achterblijvers opvangen
  • – Vestigingsvoorwaarden verzekeren
  • – Randvoorwaarden scheppen en consolideren
  • – Creëren van consumentenorganisaties en -programma’s
  • – Organiseren van handelsmissies voor kunstenaars naar opkomende markten
  • – Aanvoer van arbeidskrachten garanderen
  • – Aanleggen en benutten van kunstenaarsreserve
  • – Enzovoorts

Kortom, Nederland moet met dezelfde durf waarmee ze in de nieuwe democratieën van Irak en Afghanistan de basisinfrastructuur voor een vrije markt aanlegt, ook haar eigen culturele veld klaarstomen. Nederland heeft een groot voordeel dat een aantal basisvoorwaarden reeds aanwezig zijn. Dat bleek uit de luidkeelse schreeuw voor cultuur waar ook bekende Nederlanders, zoals Joop van den Ende en Frits Bolkestein, een verrassend pleidooi hielden voor de kunst. In de eerste plaats een reserve aan kunstenaars die gedisciplineerd klaarstaat om enthousiast haar expertise dienstbaar te maken. In de tweede plaats een maatschappelijke vraag naar kunst binnen een gediversifieerd en uitdagend werkterrein. Maar een basisinfrastructuur vraagt meer dan goede wil. Het spel van vraag en aanbod moet ook aangevuurd worden en in goede banen geleid worden.

Een robuuste basisinfrastructuur ondersteunt kunstinstellingen en kunstenaars veel effectiever dan de rechtstreekse financiering van individuele praktijken. De overheid maakt zo ook een inhaalbeweging op vlak van het berekenen van de totale uitgaven aan cultuur. Heel wat partijen hebben reeds gewezen op de afwezigheid in de discussie over de maatschappelijke meerwaarde die kunst genereert. Zo wees Joop van de Ende nog op de bijdrage van kunst aan de levendigheid en creativiteit van nieuwe stadsdelen. Wat evenmin ontbreekt in de discussie vandaag, zijn de vele maatschappelijke vormen van kapitaal waar kunstenaars gratis over beschikken. Denk maar aan de manier waarop de multiculturele diversiteit en de metropolitaanse milieus van de grote steden een onuitputtelijke bron van inspiratie vormen voor kunstenaars. Beide fungeren ook als natuurlijke afzetmarkt voor kunstproducten. Deze noodzakelijke productievoorwaarden worden door de kunstsector te vaak toegeëigend in de uitbouw van een privaat oeuvre, zonder het te erkennen als inkomsten.

Geen cent naar kunstenaars
Wat het Kabinet vandaag creëert, is geen basis voor een bloeiende kunstmarkt, maar een slagveld. Kunstinstellingen en kunstenaars vechten om de laatste kruimels onder de tafels van Den Haag. Kunstsympathisanten schreeuwen het uit op centrale pleinen en schuilen in gevestigde instituten. Deze regressieve oppositiebewegingen kunnen gemakkelijk vermeden worden door eerst en vooral de bestaande kunstinstellingen af en om te bouwen tot een licht raamwerk dat een vrij en open functioneren van de kunstmarkt garandeert. Daar heeft immers iedereen baat bij. Iedere kunstenaar moet zijn artistieke expertise op een zinvolle manier kunnen inzetten, iedere consument moet kunnen genieten van een rijk en relevant aanbod, ieder individu of bedrijf moet kunnen instappen in de kunstmarkt.

Als staatssecretaris Halbe Zijlstra een breuk wil bewerkstelligen met het oude, overheidsafhankelijke, anti-liberale gedrag in de culturele sector, dan moethij eerst en vooral de moed opbrengen om het advies van de Raad voor Cultuur naast zich neer te leggen. Eerder dan krampachtig redden wat er te redden valt, moet de kunstsector overtuigt worden dat de bezuinigingen noodzakelijk zijn om groei te realiseren in de kunstproductie en –consumptie en deze ook te democratiseren. Het idee dat de bezuinigingen de cultuur in Nederland dreigen onmogelijk te maken, is een ongefundeerd waanbeeld waarmee elke fundamentele verandering in het kunst- en cultuurbedrijf tegengehouden wordt.

Het is nog niet gezegd dat iedereen die vandaag schreeuwt om cultuur belang heeft bij het voortbestaan van het oude systeem waarin het gros van de middelen verdwijnen in de bodemloze put van kunstinstellingen en verdeeld werden onder de kunstenaars met naam en faam. Het huidige advies van de Raad voor Cultuur ontziet vooral de grote spelers (zoals musea) omwille van extra-artistieke belangen in algemene tewerkstelling, conservatieopdrachten, enzovoorts. Het advies van de Raad voor Cultuur hanteert ook slechts een horizontale differentiatie in de sector (gelijkschakeling van podiumkunsten, beeldende kunsten, architectuur, etc.) en geen verticale differentiatie (waarbij geïnvesteerd wordt in jong talent en geen geld verloren gaat naar gevestigde habitués.)

Wij adviseren de staatsecretaris om geen cent meer naar kunstenaars te laten gaan. Het beschikbare geld moet besteed worden in de aanleg van de culturele basisinfrastructuur die de kunstmarkt afstemt op de maatschappelijke vraag en ook artistieke innovatie alle kansen biedt. De krijtlijnen van dergelijke basisinfrastructuur zijn hierboven beschreven en moeten verder onderzocht worden. Eén ding is echter al zeker. De maatregelen zullen zowel producent, consument als investeerder in staat stellen maximaal hun graantje mee te pikken van cultuur. De maatregelen zullen voorkomen dat cultuur enkel goed is voor een select groepje van producenten, curatoren en instellingen zoals in het verleden.

Liberaal kunstbeleid is geen oxymoron
In de halfbakken bezuinigingen die aangekondigd worden in het advies van de Raad voor Cultuur dreigt ook collaterale schade op de arbeidsmarkt. De eenzijdige korting op kunstsubsidies zal veel kunstenaars ertoe aanzetten om bij te klussen om zo hun verlieslatende artistieke praktijk te redden, zowel buiten de kunstmarkt (bijvoorbeeld in de horeca) als erbinnen (onthaal en andere faciliterende taken). Met deze gangbare praktijk doen kunstenaars niet alleen onrecht aan hun opleiding, maar pikken ze ook de jobs in van laaggeschoolde arbeiders. Deze verstoring van de reguliere arbeidsmarkt vormt dan weer voer op de molen van de voorstaanders van het oude subsidiegerichte cultuurbeleid.

Het is de taak van de overheid om de arbeidsreserve onder kunstenaars aan het werk te zetten binnen haar eigen sector. Dit kan enkel door het instellen van specifieke ondernemingstraining voor kunstenaars – bij voorkeur reeds in de artistieke opleiding – en een aansluitend activeringsbeleid. Het gaat hierbij niet om een inmenging in het curriculum van een artistieke carrière, maar wel om een staatsgarantie dat de maatschappelijke investeringen in vaak lange en dure opleiding voor kunstenaars niet verloren gaat.

Een liberaal kunstbeleid is geen oxymoron, op voorwaarde dat de liberale uitgangspunten consequent toegepast worden. De armzalige vooruitzichten die staatssecretaris Halbe Zijlstra biedt, moet iedereen die kan rekenen zorgen baren – niet alleen kunstenaars. Het compromis waar de Raad voor Cultuur op aanstuurt, consolideert de oude gewoonten van de culturele sector en daar zullen de Nederlandse burgers, ondernemers en kunstenaars vroeg of laat opnieuw de prijs voor betalen.

Enkel een consequent doorgedreven liberaal beleid kan een duurzame, dynamische en open kunstmarkt tot stand brengen die maximaal bijdraagt aan de internationale concurrentiepositie van Nederland, haar vestigingsvoorwaarden aanscherpt en haar openheid etaleert.

Gepubliceerd door Metropolis M, 8 juni 2011: https://www.metropolism.com/nl/opinion/22972_maak_liberaal_kunstbeleid_liberaal

 

Categories: Art

Type: Article

Share: