Article

Pleidooi voor zorgarchitectuur

Gideon Boie


2010, Jaarboek Architectuur Vlaanderen

De bestaande zorginfrastructuur in Vlaanderen kampt met een ernstige architecturale en ruimtelijke verwaarlozing. We spreken dan niet alleen over achterstallig onderhoud en achterhaalde ruimtelijke inrichtingen. Ook in de recente bouwprogramma’s blijkt de architecturale kwaliteit van zorginstellingen ondergeschikt aan bouw-, financieel- en zorgtechnische factoren. Dat is opmerkelijk aangezien het bouwprogramma in de zorgsector massaal ondersteund wordt door publieke middelen en dus mogelijkheden biedt voor doorgedreven toezicht op de architecturale en ruimtelijke kwaliteit. Des te opmerkelijk aangezien de architecturale en ruimtelijke omgeving van een ziekenhuis ook een directe impact heeft op het genezingsproces van de patiënt – zowel in positieve als negatieve zin.1

Ziekenhuisrationaliteit
Een zorgarchitectuur de naam waardig lijkt quasi onmogelijk door de nauwe bandbreedte waarin het ontwerp- en bouwproces van zorginstellingen zich afspeelt. In de eerste plaats kennen zorginstellingen een bijzonder snel transformatieproces. Hoge slijtage door intensief gebruik, snelle wetenschappelijke ontwikkeling en scherper gestelde normen maken dat een doorsnee ziekenhuisgebouw een looptijd kent van een goede tien jaar. De zorgsector kent dan ook met twee tot drie jaar terecht een vrij korte wachttijd voor het verstrekken van subsidies voor bouwprogramma’s. De snelle transformatiecyclus maakt bovendien dat een ziekenhuis doorgaans tijdens de verbouwingen blijft functioneren, waardoor het ontwerp verregaande praktische beperkingen kent op vlak van roulatiesystemen in gebruik, werforganisatie, structuurwerken en materiaalkeuze. Reken daarbij dat het ontwerp zich doorgaans ent op een weefsel dat doorheen de jaren reeds talloze mutaties heeft ondergaan. De normale toestand van een zorginstelling valt hierdoor samen met dat van een permanente bouwwerf waar de gebruikers – personeel, patiënt en bezoeker – schijnbaar achteloos hun weg door banen. Binnen deze context is de snelheid van uitvoering dé doorslaggevende factor – niet eens het geld en al helemaal niet de architecturale kwaliteit.

Even belangrijk voor het ontwerp van zorginstellingen zijn zakelijke overwegingen die spelen in de ontwikkelingsvisie op lange termijn. Deze worden vastgelegd in het zorgstrategische plan (ZSP) die als basis dient voor bouwprojecten. Ook ziekenhuizen streven vandaag naar constante groei om hun werking te bestendigen. Concurrentievoordeel is te halen in schaalvergroting en het toepassen van de nieuwste technologie in functie van nichevorming. Ook de optimalisatie van de bezettingsgraad van het ziekenhuis is een must voor het terugverdienen van werkingskosten en eventuele bouwkosten. Binnen deze zorgstrategische overwegingen is het gebouwde volume slechts een instrumentele factor in de afweging van de beschikbare subsidies en de urgente noden van de ziekenhuisafdelingen. De meerwaarde van een doordacht architecturaal en ruimtelijk ontwerp wordt vooralsnog niet doorgerekend, noch op het vlak van duurzaamheid van de fysieke infrastructuur, noch op vlak van de individuele opname. Dit kapitaalsverlies blijft mogelijk zolang de onderlinge concurrentie tussen zorginstellingen gering is en de zorgconsument geen al te hoge verwachtingspatronen koestert aan zijn verblijf.

… ook in het ontwerp
Veel speelruimte voor fantasie en experiment laat een ziekenhuis allerminst – maar dat is niet het belangrijkste. Ziekenhuizen vragen immers ook een doordachte ruimtelijke organisatie, de keuze van een geschikte plek, het mogelijk maken van nieuwe relaties en een ruimtegevoel dat gerust stemt – allemaal basale ontwerpvraagstukken die niettemin de kern van goede zorgarchitectuur raken. Toch komen gevestigde ingenieurs- en architectenkantoren gemakkelijk weg met een achteloze afstemming van het programma van eisen op een vooropgesteld stramien. Enkel de lokale context lijkt hen te dwingen af te wijken van een eindeloze herhaling van gangen en kamers op maat van de laatste nieuwe normen en technieken. In die gevallen worden de plattegronden gered met wat wrikken en schikken.

Het primaat van de praktische en zakelijke aspecten van zorg boven de architecturale kwaliteit, lijkt voor de hand liggend in het ontwerp van een ziekenhuis. Niettemin kan deze hiërarchie echter geen reden zijn om niet tot goede zorgarchitectuur te komen. De architecturale en ruimtelijke kwaliteit van een ziekenhuis heeft immers een directe invloed op de gemoedstoestand en tevredenheid van de zorgconsument. In het beste geval kan de positieve appreciatie van architectuur een therapeutische bijdrage leveren aan het genezingsproces van de patiënt. In ieder geval kan de architecturale en ruimtelijke kwaliteit van de ziekenhuisomgeving een bijdrage leveren aan een betere bezettingsgraad van het ziekenhuis. Om nog maar te zwijgen over de voordelen die een zorginstelling kan halen uit het beter functioneren van het personeel binnen een aangename architecturale en ruimtelijke werkomgeving. Deze meerwaarden van de goede zorgarchitectuur worden vandaag in Vlaanderen te weinig benut – om niet te zeggen totaal veronachtzaamd.

… én in het procesmanagement
Het bouwen in de zorgsector wordt vandaag voor 60% gesubsidieerd vanuit de Vlaamse begroting – doorgaans met de lasten gespreid over twintig jaar en verrekening van de interestvoet. Het overige aandeel wordt terugverdiend uit de verpleegdagprijs voor patiënten die op zijn beurt grotendeels betaald wordt vanuit de ziekteverzekering. Tegenover deze immense publieke kapitaalinjectie staat een gebrekkig toezicht op het ontwerp- en bouwproces. Het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) evalueert bouwprojecten in de zorgsector. Een ontwerp wordt doorgelicht op functioneel, bouwtechnisch en financieel vlak. Opvallend genoeg rekent VIPA de architecturale en ruimtelijke kwaliteit van het ontwerp niet tot zijn kerntaak. Als inhoudelijke materie wordt de verantwoordelijkheid voor de architectuur uitbesteed aan het bouwteam – de combinatie van opdrachtgever, architect en aannemer. Hiermee wordt de gebruikelijke arbeidsverdeling binnen publiekprivate samenwerking op haar kop gezet. In de zorg bestaat de bevreemdende situatie dat de praktische kant van een ziekenhuisontwerp – bouw- en financieel-technische aspecten – geëvalueerd worden door de overheid, terwijl de algemene architecturale en ruimtelijke kwaliteit van het ontwerp overgelaten wordt aan de markt.

De aandacht voor de architecturale en ruimtelijke kwaliteit van ziekenhuizen begint bij de architectenkeuze – maar ook hieromtrent blijken in de zorg afwijkende normen te gelden. Met het oog op de productiesnelheid en de technische expertise verkiezen opdrachtgevers samenwerking met vertrouwde architecten- en ingenieurskantoren, ook al is men zich bewust dat deze niet uitblinken in visie en vernieuwing. Om dezelfde reden rekent VIPA ook de architectenkeuze niet tot zijn bevoegdheid en wordt verzaakt aan de controle op de wetgeving voor openbare aanbestedingen. In het geval van noodbehuizing ontslaan zorginstellingen de architect van de opvolging van de uitvoering – met het oog op de gestelde subsidiedeadlines en haar maximale leefduur van tien jaar. Het ligt voor de hand om architecturale en ruimtelijke kwaliteit verplicht onderdeel te maken van het zorgstrategische plan (ZSP) dat elke zorginstelling opstelt en voor de overheid als leidraad dient voor subsidietoekenning – dit in het algemene belang van de patiënt en in het eigenbelang van de zorginstelling.

Twee beste praktijken
In wat volgt worden twee voorbeeldpraktijken van zorgarchitectuur naar voren gebracht. Niet toevallig situeren beide projecten zich binnen de psychiatrische zorgverlening. De noden van geesteszieke medemensen geven aanleiding tot een onzeker proces van diagnose en herstel. Dit fragiele, vaak langdurige programma eist een uitermate zorgvuldige opvang. Niettemin is de realiteit van veel psychiatrische instellingen in Vlaanderen deze van ondoordachte en onsamenhangende bouwproductie.

Hoewel de looptijd van ziekenhuisgebouwen in de psychiatrie beduidend hoger is (ongeveer dertig jaar) dan bij algemene ziekenhuizen (ongeveer tien jaar) kunnen de twee gepresenteerde projecten toch als uniek voorbeeld gelden voor zorgarchitectuur in Vlaanderen. Beide projecten benutten optimaal de therapeutische waarde van de architectuur. Tevens geven ze vanuit de architectuur een aanzet voor een geïntegreerde ruimtelijke aanpak van de zorgcampus waarvan zij deel uitmaken. Ten slotte is de architecturale kwaliteit in beide projecten toe te schrijven aan de persoonlijke inzet van de betrokken opdrachtgevers en architecten. Hun gezamenlijk streven blijkt – bij gebrek aan een structurele ondersteuning vanuit de overheidsinstellingen en de architectuurwetenschap – fundamenteel voor een zorgarchitectuur die het genezingsproces van de patiënt zo weinig mogelijk in de weg staat en naar men mag hopen ook stimuleert.

Afdeling Psychiatrie (PAAZ), Imelda Ziekenhuis, Bonheiden

Hans Verstuyft Architecten realiseerde de verbouwing en uitbreiding van de afdeling Psychiatrie (PAAZ) in het Imelda Ziekenhuis in Bonheiden, een regionaal toonaangevende zorginstelling met 1.500 personeelsleden en 160 artsen. De afdeling Psychiatrie organiseert een vrije, niet-gesloten opname en is ondergebracht in een honderd meter lange gang ergens aan de achterzijde van het immense ziekenhuiscomplex. Kenmerkend voor de gang is dat slechts aan één zijde kamers gerangschikt zijn met zuidelijke oriëntatie en zicht op de tuin en het bos. De gang is dan ook een overblijfsel van een voormalig sanatorium van de zusters van het Convent van Bethlehem, gesticht in 1933. Het oorspronkelijke zonneterras is inmiddels omgebouwd tot een extra verdieping waar nu de afdeling Materniteit ondergebracht is. De jarenlange groei van het ziekenhuis maakt dat de afdeling Psychiatrie vandaag vanuit de hoofdingang te bereiken is via een onoverzichtelijke wirwar van aangebouwde vleugels.

De vernieuwing van de afdeling Psychiatrie bestaat uit het renoveren van de gang en de uitbreiding ervan met een kruiselingse vleugel. De oude sanatoriumgang biedt toegang tot een twintigtal eenpersoonskamers en baadt in het licht door de hoge raampartijen. In de nieuwe dwarsvleugel zijn tweepersoonskamers (aan de tuinzijde), artsenkabinetten en activiteitenruimten ondergebracht. De dwarse uitbreiding is wel voorzien van een centrale en dus donkere gang van 2,4 meter met aan weerszijden lokalen. Op een ingenieuze manier wordt echter extra licht en zicht geïntroduceerd door lokalen uit te sparen voor patio’s en ook door de nieuwbouw los te werken van het oorspronkelijke gebouw. Opvallend is de gevelbehandeling in grijs geschilderde baksteen en voorgezette gevelstructuur van betonnen kolom die de afdeling Psychiatrie binnen het bestaande ziekenhuiscomplex een onderscheidende kleur en ritme geeft.

De architect had met de specifieke kruiselingse organisatie van de afdeling een drietal effecten voor ogen. In de eerste plaats moet het doorbreken van de oude sanatoriumgang de afdeling Psychiatrie een ruimtelijke samenhang bieden. Het kruispunt van de gerenoveerde gang en de nieuwe dwarsvleugel biedt de geschikte plek voor onthaal, ontmoeting en controle. Tegelijk laat de ingreep de oude gang functioneren als ruggengraat van de afdeling waarop verschillende diensten aantakken. Zo wordt de afdeling Psychiatrie ook ruimtelijk een volwaardige dienst die zich mede dankzij de specifieke gevelbehandeling onderscheidt binnen het grotere ziekenhuisgeheel.

In de tweede plaats moet de ingreep de afdeling Psychiatrie in staat stellen volop de groene en rustige locatie aan de rand van het ziekenhuiscomplex te benutten. Het ontwerp organiseert met patio’s en doorzichten de maximale aansluiting van interieur op exterieur. Ook wordt de impact van het bouwvolume heel slim en bijna onopvallend gereduceerd door de afnemende bouwhoogte. Terwijl de dwarse vleugel aan de noordzijde twee verdiepingen hoog is (met een uitbreiding van de afdeling Materniteit), wordt de vleugel aan de tuinzijde beperkt tot slechts een benedenverdieping. De harmonie met de parkachtige omgeving (voornamelijk aan de zuidzijde) draagt zo bij tot de therapeutische waarde van het gebouw.

Een derde beoogde effect is het residentiële karakter van de afdeling Psychiatrie, zowel intern als extern. Opnieuw anders dan gebruikelijk in het ontwerp van ziekenhuizen is het voor de afdeling Psychiatrie van groot belang dat de architecturale vormgeving positief inspeelt op de gemoedsgesteldheid van de patiënten. Net zoals het personeel geen ziekenhuistenue draagt, moet ook de architecturale vormgeving een zo weinig mogelijk klinisch, functioneel en dwingend karakter evoceren. Het ontwerp evoceert deze beoogde huiselijke atmosfeer door verschillende open zitkamers en ontmoetingslokalen te voorzien op centrale, zichtbare locaties. Ook de kleurrijke wandbehandeling levert op een minimale manier een bijdrage aan de ontvankelijke sfeer van de afdeling. De voorgezette betonnen gevelstructuur biedt de kamers een sereen celachtig karakter door het uitzicht op het bos te kaderen en inkijk te verhinderen. De openschuivende, oranjekleurige zonnewering ten slotte, versterkt het residentiële karakter van de afdeling en garandeert ook dat het zicht naar buiten ook bij open stand mogelijk is.

Niet alleen de patiënten maar ook de instelling zelf geniet de voordelen van de doordachte architecturale en ruimtelijke vormgeving. Zo leidt de tevredenheid van patiënten tot een betere bezettingsgraad – wat financieel mooi meegenomen is. Maar ook het zorgpersoneel zelf geniet dankzij het verbeterde overzicht nu van een veel meer effectieve controle op de dienst. De nieuwe toegang aan de noordelijke dwarsvleugel vergemakkelijkt de bereikbaarheid van de afdeling voor zowel personeel als nooddiensten – wat goed uitkomt voor de goede werking van de isoleercellen en de afdeling Materniteit op de tweede verdieping. Ten slotte zorgt ook de dragende gevel- en gangstructuur dat de indeling vrij te bepalen is en de afdeling in de toekomst gemakkelijk te reorganiseren is. De oude toegang tot de gang – in het ontwerp gereduceerd tot een zijingang – blijft opmerkelijk toch functioneren als hoofdingang voor patiënten en bezoekers. Dit toont dat de eigen architecturale en ruimtelijke identiteit van de afdeling Psychiatrie slechts een kleine bijdrage blijft binnen het eclectische geheel van het totale ziekenhuiscomplex dat tot op vandaag in voortdurende groei en mutatie verkeert.

De architect heeft uiteraard weinig impact op deze algemene incoherentie van het ziekenhuiscomplex. Ook de betrokken diensten geven aan dat hierdoor een totale afbraak en nieuwbouw op termijn onvermijdelijk is. Opvallend is echter dat Hans Verstuyft Architecten oorspronkelijk gecontracteerd was – via bemiddeling van een portfoliopresentatie van de Vlaams Bouwmeester – als nieuwe huisarchitect. De opdrachtenportefeuille ging veel verder dan de afdeling Psychiatrie en betrof ook de afdeling Pediatrie, het restaurant, cafetaria en stille ruimte, kantoren voor de raad van bestuur en directie. De ruime opdracht bood de mogelijkheid om een nieuwe architecturale wind te laten waaien en verschillende afdelingen vanuit één overkoepelende visie – de architect spreekt over een groeimodel – te verbouwen. In de loop van het ontwerpproces werd de opdracht echter beperkt tot de afdeling Psychiatrie en een aantal kleinere ingrepen (o.a. de verbouwing van kapel tot seminarieruimte.)

Het schrijnende gebrek aan een groeimodel die de hele ziekenhuiscampus omvat, doet echter afbreuk aan de ingebrachte architecturale kwaliteit in de afdeling Psychiatrie. Zo werd nog tijdens de verbouwing tussen nacht en nevel de noodvleugel Heelkunde 5 opgetrokken op de rand van tuin en bos. De productietijd wordt beperkt tot amper drie maanden dag- en nachtwerk door uit te gaan van een staalconstructie en prefab gevelpanelen waarin vensters na plaatsing uitgesneden worden. Deze spoedklus bleek nodig om de toegekende subsidie van VIPA niet te verliezen. De nieuwe noodvleugel – die in principe na tien jaar terug afgebroken moet worden – vormt vandaag de nieuwe horizon van de afdeling Psychiatrie. In het licht van deze ad-hoc ruimtelijke inrichting en wegwerparchitectuur lijkt het meer dan ooit nodig om een architecturaal en ruimtelijk masterplan onderdeel te maken van het verplichte zorgstrategisch plan (ZSP). Ook is een engagement van de Vlaams Bouwmeester nodig dat verder reikt dan de begeleiding van de architectenkeuze, maar ook het ontwerpproces strikt opvolgt.

Opnamedienst Lumen, Psychiatrisch ziekenhuis Sint Jan Baptist, Zelzate

Architect Patrick Lefebure realiseerde in Zelzate de nieuwbouw voor de regionale opnamedienst van de psychiatrische ziekenhuizen van de Broeders van Liefde. In Opnamedienst Lumen komen patiënten korte tijd voor opname, observatie, diagnose, kortdurende behandeling en nazorg vooraleer ze naar de geschikte afdeling en locatie gezonden worden. De Broeders van Liefde is in Vlaanderen een grote speler in de zorg (13 ziekenhuizen), welzijn (kinderdagverblijven en gehandicaptenopvang) en onderwijs (62 scholen). De vzw verzamelt zo 10.600 medewerkers voor 26.000 klanten en neemt in Vlaanderen 25% marktaandeel in de psychiatrie voor haar rekening. De campus in Zelzate werd oorspronkelijk gebouwd als buitenverblijf voor het psychiatrische ziekenhuis Dr. Guislain in Gent, dat door de stedelijke uitbreiding zijn groene omgeving verloren zag gaan. Vandaag ligt het psychiatrische ziekenhuis Sint-Jan Baptist op een groene maar moeilijk bereikbare locatie ingesloten door de expresweg N49 Knokke-Antwerpen, de R4 naar Gent, de staalfabriek Arcelor-Mittal en het kanaal Gent-Terneuzen. De specifieke locatie van de campus is exemplarisch voor de historische segregatie van psychiatrische instellingen en het aparte statuut van geesteszieke medemensen.

De verstedelijking van Vlaanderen heeft er veelal toe bijgedragen dat de ruimtelijke segregatie van psychiatrische instellingen spontaan ongedaan gemaakt is en zo mogelijkheden ontstonden voor de maatschappelijke integratie van de patiënten. De campus Sint-Jan Baptist is echter door de specifieke ruimtelijke ontwikkeling in Zelzate onmogelijk te integreren in het stedelijke weefsel. De campus ligt er vandaag nog steeds bij als een triest overblijfsel van een verleden dat elders al lang vergeten lijkt. De Broeders van Liefde bewandelen twee pistes om de vermaatschappelijking van de psychiatrische zorg in Zelzate alsnog te bewerkstelligen. Enerzijds wordt de opvang en behandeling van patiënten zoveel mogelijk buiten de muren van de instelling georganiseerd. Hiertoe werden begeleide woontrajecten opgezet, waarbij in de woonkernen van Zelzate verschillende opvangwoningen (waarin familiesituaties gesimuleerd worden) verspreid liggen. Anderzijds wordt de campus ruimtelijk gereorganiseerd om zo zijn karakter als non-plek zoveel mogelijk teniet te doen. De groei van het psychiatrische ziekenhuis is voorbijgegaan aan een doordachte ruimtelijke aanpak, waardoor nu elk gevoel van een samenhangende zorgcampus ontbreekt en de patiënt dreigt te verdwalen in een wilde variëteit aan paviljoenen.

De Opnamedienst Lumen is de hoeksteen van een algemeen plan om de versnippering van de campus op te lossen en ruimtelijke samenhang te creëren. Het ontwerp van de Opnamedienst Lumen laat zich kenmerken door het duidelijk afgelijnd volume aan de oprijlaan naast het indrukwekkende 250 meter lange complex (daterend uit de negentiende eeuw) parallel aan het kanaal. De situering van de toegang van de Opnamedienst Lumen aan de oostzijde anticipeert op het in 2004 opgestelde masterplan. Een nieuwe centrale as zal de campus van binnenuit reorganiseren. In de praktijk was deze zijingang al langer de informele toegangsweg tot het ziekenhuis en de paviljoenen die verspreid liggen achter het oorspronkelijke complex. Op dezelfde as bevinden zich o.a. het psychiatrische verzorgingstehuis (PVT) en het noodgebouw voor forensische opvang. De centrale doelstelling is het creëren van samenhang op de campus door restruimte niet te laten verkommeren, maar te benutten als een levende overgangsruimte. Dat staat in schril contrast met de paviljoengedachte die op het eind van de twintigste eeuw gehanteerd werd. Elke afdeling werd in een afzonderlijk paviljoen ondergebracht op een veilige afstand van elkaar. Door de nutteloze tussenruimte vandaag in te vullen als tuin, plein of ontspanningsplek kan wat nu een vaag terrein is, functioneren als verbindend element tussen de verschillende paviljoenen. Architect Patrick Lefebure maakt zich hard dat vanuit deze aanpak de campus op termijn kan uitgroeien tot een volwaardig stedenbouwkundig onderdeel van Zelzate.

De Opnamedienst Lumen huisvest verschillende diensten die ingenieus geschikt liggen rond verschillende patio’s, die afhankelijk van de diensten in meer of mindere mate afgesloten zijn van de buitenwereld. De patio’s zijn voor Patrick Lefebure de meest elementaire deeltjes van het gebouw. In de eerste plaats voorzien zij in gemeenschappelijke ruimte die de verschillende diensten en personen met elkaar verbinden. Op die manier ontstaat een buitenruimte voor ontmoeting, die toch geborgen wordt door de opnamedienst. Tegelijk doorbreken de patio’s de muren van de psychiatrische instelling en bieden de patiënten zo een uitkijk op een andere wereld buiten de instelling. Het onthaal, de apotheek, de dagopvang en de open unit situeren zich daarom aan de noordgevel rond halfopen patio’s. De crisisunit en gesloten unit situeren zich aan de zuidzijde rond ingesloten patio’s, waardoor alsnog licht, lucht en ruimte binnendringt in deze gesloten afdelingen. Zelfs de isoleercellen kregen – heel ongewoon – een eigen interne patio, waardoor de patiënten in quarantaine niettemin een eigen buitenruimte hebben om op uit te kijken. Uitzondering aan de zuidgevel zijn de halfopen patio’s tussen de directielokalen en consultatiekamers. De opnamedienst biedt zo zijn patiënten een ontvankelijk, licht en toch welomlijnd ruimtelijk geheel.

Een tweede structurerende principe is de brede, centrale gang die vanuit de inkom alle verschillende units en diensten aaneenrijgt. De centrale gang vormt zo de ruggengraat van de opnamedienst. Op verschillende manieren is gezocht om de interne gangen te ontdoen van de gebruikelijke klinische functionaliteit. Zo introduceert een lichtkunstwerk van Joost van Zanden extra speelsheid en kleur in de centrale gang vanuit de inkom en lichtkoepel. Deze volledige integratie van de kunst in de architecturale vormgeving was voor Patrick Lefebure erg belangrijk om te voorkomen dat de verplichte kunstregel psychiatrische patiënten opnieuw stigmatiseert. Te vaak functioneert verplichte kunst in psychiatrische zorginstellingen als een positief stigma dat onnodig veel aandacht eist en hierdoor ook nadrukkelijk inspeelt op de labiele gemoedsgesteldheid van de patiënten. Bijkomend voordeel van de verregaande integratie van het lichtkunstwerk is dat hiermee het kunstbudget opgenomen kon worden in het algemene bouwbudget en zo extra mogelijkheden ontstonden. Veel minder visueel aanwezig, maar daarom niet minder belangrijk is de weloverwogen breedte van de gangen in de opnamedienst. Via een procedure bij de afwijkingscommissie Binnenlandse Zaken kon de normering voor gangen vastgesteld op 2,4 meter aangepast worden naar 1,8 meter – een afmeting die veel meer geborgenheid biedt aan patiënten en praktisch mogelijk is omdat in een opnamedienst niet met bedden gerold wordt.

De zorg voor hulpbehoevende medemensen is een centraal maatschappelijk programma dat geen architecturale en ruimtelijke ondoordachtheid accepteert. De Opnamedienst Lumen toont de ambitie om in het beste geval met een architecturale en ruimtelijke omgeving ook effectief een bijdrage te leveren aan het genezingsproces van haar gebruikers – een hoop die dr. Guislain reeds een eeuw geleden uitdrukte. Het is vooralsnog wachten op een inbedding en naleving van deze gedachte, zowel in de ontwerppraktijk als in een architecturaal en ruimtelijk beleid voor de zorgsector.

(1) Hoewel parallelle verhaallijnen met het bouwprogramma voor de welzijnsector (o.a. kinderdagverblijven, gehandicaptenopvang en bejaardentehuizen) in Vlaanderen niet uitgesloten zijn, beperken we ons in deze tekst tot de zorgsector (o.a. algemene, universitaire en psychiatrische ziekenhuizen). Ook de architecturale en ruimtelijke implicaties van nieuwe ontwikkelingen in de vermaatschappelijking van welzijn en zorg (o.a. thuisopvang, aanleunwoningen en opvangwoningen) en onderlinge koppelingen (de zogenaamde woonzorgcentra) openen een problematiek die niet in het bestek van deze tekst kan behandeld worden.

 

Artikel gepubliceerd in: Architectuur in Vlaanderen – Jaarboek editie 2010, een uitgave van het Vlaams Architectuurinstituut (VAi)

Tags: Care, Psychiatry, Vlaams Bouwmeester

Categories: Architecture

Type: Article

Share: