Uplace of Shopping K? Nee, bedankt
Artikel over de architectuur van een vals dilemma rond winkelcentra
Dood van een dienstverlener
Column over het bouwen als olifant in de kamer van de architectuurcultuur.
Het belachelijk sublieme in de Vlaamse architectuur
Artikel over humor als het teken van kritische afstand in de architectuur
Verslaafd aan architectuur
Een artikel over de betekenis van de Biertempel discussie voor de architectuurcultuur in België
Wafels, bier en architectuur
Een artikel naar aanleiding van de herbestemming van de Beurs in Brussel tot biertempel naar ontwerp van Robbrecht & Daem Architecten.
Zorg dragen voor architectuur
Artikel over gebruik en postproductie in de architectuur naar aanleiding van het Jozef Plein in PC Cartias (Melle).
Sprak er iemand over healing environment ?
Lees hier over de bijdrage van Charles Jencks en de postmoderne architectuur aan de ontmanteling van de kliniek.
Pic Nic Architectuur
Een retroactief manifest voor Pic Nic the Streets als bijdrage aan de architectuurcultuur in België. > Version Française > English Version
Wraak op de commons
Een artikel over het nakende einde voor Agrocité en de toekomst voor architectuur onder zelfbeheer.
Architectuur van de schaamteplek
Wie grip wil krijgen op de problemen van in psychiatrische ziekenhuizen, begint bij het ontwerp van de isolatiekamer.
Van Utopia naar Wuustwezel
Er zijn weinig termen die zo’n beladen betekenis hebben in de architectuurgeschiedenis als utopie. Version Français
Relational Architecture
Read about the production proces of the Kanunnik Petrus Jozef Triest Square in the Psychiatric Centre Caritas, Melle. Article in Dutch / English / French
Hoeveel samenwerking kan architectuur verdragen?
Artikel over de tentoonstelling 'Ensembles. Architectuur en Ambachtschap' in deSingel en Vlaams Architectuurinstituut.
Bouwstenen voor het psychiatrisch centrum van de toekomst
Lees meer over de visieontwikkeling rond het psychiatrisch centrum van de toekomst gepubliceerd in Psyche.
Eco-politiek in Brussel: Bas Smets en de Brussels Urban Landscape Biennial
Artikel over het nut en nadeel van landschapsarchitectuur als instrument voor regionale ontwikkeling in Brussel.
Architectuur vol van verlangen
Artikel naar aanleiding van de opening van het Kanunnik Petrus Jozef Triest Plein in Melle.
(Re)Politicize!
Proud to present the A+261 issue on architecture and politics - Dutch and French edition.
Architectuur met schaduw
De 20ste eeuw baarde vele duivelspacten tussen architectuur en politiek. Opvallend genoeg wordt de architectuur van het Italiaanse fascisme tot op vandaag geprezen omwille van haar abstracte vormentaal. Dergelijke rehabilitatie is de architectuur van het Derde Rijk nooit te beurt gevallen. België heeft zo zijn eigen kleine trauma in de relatie met de politiek.
Vakmannen aan het front
Een recensie over de bijdrage van Bravoure in de Architectuurbiennale van Venetie.
Toiletemmers in Werelderfgoed
Er is iets curieus met de inrichting van de gevangenis van Merksplas, waar enkele weken geleden een opstand uitbrak. De geschiedenis van de site reflecteert een utopisch beeld van de gevangenis van de toekomst, de manier waarop omgegaan wordt met die geschiedenis symboliseert dan weer de gemiste kansen.
FPC Gent: geen markt, geen gevangenis
De opening van het Forensisch Psychiatrisch Centrum in Gent zorgt na één jaar werking voor een grote opluchting - zelfs bij voormalige critici. De juiste vraag is niet of aanvankelijke bezorgheid terecht was, maar wel of de opluchting niet een beetje voorbarig is?
Het penitentiair verdriet van België
In de bouw van het gevangenisdorp Haren vormen de lokale en regionale overheid samen front met de actiegroepen tegen de federale overheid - of toch niet? Hoe kunnen we de knoop tussen activisme en politiek ontwarren?
Een psychiatrisch centrum bouwen we samen
Ook architectuur heeft zijn plaats op de Vlaamse Hersteldagen. Doe mee op 18 november in de Vooruit.
Eindelijk een kennisplatform voor humane gevangenisarchitectuur
De website www.prisongear.be presenteert het onderzoek naar een humane gevangenisarchitectuur.
Ontmanteling van de psychiatrische kliniek
Lees de gevalstudies over zorgarchitectuur in Vlaanderen gepubliceerd in Psyche
Een sterke leefomgeving begint met ruimteregie
Wie is er bang van het Bouwmeestercollege?
Iedereen lijkt het roerend eens dat de Vlaamse architectuur zonder de Bouwmeester overgeleverd is aan de wetten van de markt en de willekeur van het politieke bedrijf. Lees de opinie 'De Bouwmeester en de onheilsprofeten'.
A humane prison is coming to your neighbourhood
As part of the Conflict & Design Triennial the knowledge platform Prison Gear presents design studies that pave the way for a humane prison in Leopoldsburg, Belgium.
Een humane gevangenis komt naar je toe
Als onderdeel van de Conflict & Design Triënnale presenteert Prison Gear twee visieontwerpen voor de toekomstige gevangenis op het militaire domein Reigersvliet in Leopoldsburg.
Limburg City / Stad Limburg
Read the memorandum of the Limburg Europa Workshop / Lees de projectnota van Atelier Limburg Europa
The dismantling of the psychiatric clinic
Read the case studies on care architecture in Flanders
Wat is ontwerpend onderzoek?
Drie vragen over ontwerpend onderzoek, drie antwoorden vanuit de Noorderkempen.
Heeft een gemeenplaats ook een gemene waarde ?
Commentaarstuk bij het Architectuurboek n° 10: Radicale Gemeenplaatsen - Europese architectuur uit Vlaanderen
Is onzichtbare psychiatrische zorg mogelijk?
Review van de opstart Pilootprojecten Zorg door de Vlaams Bouwmeester
Limburg heeft ambitie / Limburg has ambition
Presentatie van de Startnota Provinciaal Bouwmeester Limburg / Presentation Initial Memo Limburg Government Architect
Hoeveel vernieuwing kan de gevangenis verdragen ?
Lees hoe de modernisatie van de gevangenisarchitectuur in handen van Stéphane Beel begon en eindige bij het Ducpétiaux-model.
Sociaal-realisme of zelfcensuur
Met Jonas Staal schreef BAVO een pleidooi voor een nieuw sociaal-realisme in de kunst. Sociaal-realisme is broodnodig in het tijdperk van de hysterische reproductie.
Nu ook een schreeuw om architectuur!
Niet occupy-en, maar de gevestigde orde verleiden om in crisistijden te investeren in leuke projecten. Lees hier meer over de Studio for Unsollicited Architecture.
Waarom kunstenaars niet fascistisch genoeg zijn
Lees het artikel in het decembernummer van Rekto:Verso.
Artist Participation in South Africa
The international PR campaign to showcase Rotterdam's robust policy on artist participation is now also tapping into the emerging African art markets.
Denkverbod op liberale kunst
Column over de stellingenoorlog naar aanleiding van de aangekondigde bezuinigingen in de cultuursector.
Maak liberaal kunstbeleid liberaal
Lees BAVO's advies aan staatssecretaris Zijlstra met betrekking tot de noodgedwongen keuzen die de cultuursector in Nederland te wachten staat.
International promotion campaign of the Office for Artist Participation kicks off
The City of Edinburgh will be the first to host an international promotion event of Rotterdam's innovative cultural policies for enforcing the participation of artists in heightening a city's competitiveness and securing social peace on the local level.
Culture and Contestation
The essay 'Neo-Liberalism with Dutch Characteristics: The Big Fix-Up of the Netherlands and the Practice of Embedded Cultural Activism' is published in the book volume 'Culture and Contestation in the New Century'.
Art and Activism
BAVO's essay 'Artists... one more effort to be really political!' is published in the volume 'Art and Activism in the age of Globalisation'.
Boek verschenen: Too Active To Act
Het boek biedt een kritische analyse van de maatschappelijke betrokkenheid van culturele actoren in Nederland in de afgelopen tien jaar.
Commoning the Clinic
Read more about the Kanunnik Triest Square (designed by architects De Vylder Vinck Taillieu) in the Caritas psychiatric centre (Melle) and how it results from a participative process with psychiatrists, managers, staff, and patients.

Kunstenaarsparticipatie, en hoe het leven en werk in Rotterdam verandert
project: CULTURAL ACTIVISM TODAY
date: 31/03/2010
author: BAVO
source: administrator
status: article
Rotterdam is sinds jaar en dag de onbetwiste gangmaker van maatschappelijke vernieuwing en economische welvaart in Nederland. In de kunst is dat niet anders. Niet toevallig is precies Rotterdam de bakermat geworden van de nieuwste ontwikkeling in de kunst: de relationele esthetiek. Deze nieuwe kunststroming werpt alle gekende referentiekaders in de kunst omver door de mens niet langere als passieve consument te beschouwen, maar haar nauw te betrekken in de kunstproductie. Mensen en hun onderlinge sociale interactie vormen het materiaal en werkterrein van een nieuwe kunststroming die oeroude grenzen van de artistieke discipline opzoekt en opheft.
De artistieke productie van Jeanne van Heeswijk, Kamiel Verschuren en Jonas Staal is exemplarisch. Het toont een kunstvorm die trouw blijft aan de revolutionaire strekking van de relationele esthetiek. Enerzijds wortelt het zich diep in de dagelijkse realiteit van Rotterdam. De vele maatschappelijke vraagstukken waarmee Rotterdam kampt, vormen een goudmijn aan inspiratie, mogelijkheden en opdrachten. Anderzijds maakt het een einde aan verkrampt antagonistisch en elitair denken in de kunst. De genoemde kunstenaars exploiteren niet alleen de situatie waarin zij leven en werken, zij voegen ook een eigen waarde toe in de zoektocht naar maatschappelijke verandering.
Rotterdam heeft een eigen naam geschonken aan deze ontwikkelingen in relationele esthetiek: kunstenaarsparticipatie. De term staat voor de nieuwe, onbevooroordeelde samenwerking tussen de kunstsector en publieke en private partijen. Net als in andere steden van Nederland kampen de gemeentelijke overheid, deelgemeenten, woningcorporaties en belangrijke ondernemers met talrijke vraagstukken en tekorten. Deze partijen kunnen echter in Rotterdam – en dat maakt de Rotterdamse situatie uniek – rekenen op een uitgestoken hand van kunstenaars. De eigen, vaak tegendraadse kijk van kunstenaars blijkt fundamenteel om te komen tot vindingrijke oplossingen voor hete maatschappelijke hangijzers.
Dit essay blijft trouw aan de geschetste gebeurtenissen in de Rotterdamse kunstwereld en schetst de krijtlijnen van de maatschappelijke vernieuwing die zij initieert vanuit de kunst.
Autonomie moet je verdienen
Van meet af aan is duidelijk dat de nieuwe tendens in kunstenaarsparticipatie een einde maakt aan de verlammende discussie over de autonomie van de kunst versus haar dienstbaarheid. Rotterdamse kunstenaars doorbreken elk achterhaald dogma van de kunstpraktijk en laten zich kenmerken door een onbevangen en opportunistische houding ten opzichte van andere maatschappelijke actoren. Samenwerking met – toch voor de kunstwereld – onconventionele partijen zoals projectontwikkelaars (Jeanne van Heeswijk), gemeentelijke diensten (Kamiel Verschuren) en rechtspopulistische partijen (Jonas Staal) is niet vreemd aan de Rotterdamse kunst. Verlies van autonomie is hierbij geen punt. Autonomie is immers waardeloos als de kunstenaar zichzelf en zijn kunstproductie buiten elk maatschappelijk verband situeert.
Vele generaties kunstenaars hebben zo autonomie verward met (politieke, ideologische, economische) onafhankelijkheid. Rotterdamse kunstenaars hebben goed begrepen dat juist in een – al dan niet formele – relatie met publieke en private ondernemingen, de kracht van de artistieke autonomie pas echt tot uiting kan komen. Dit inzicht vanuit de praktijk is fundamenteel onderdeel van het relationele paradigma: de autonomie van de kunstenaar dankt haar mogelijkheidsvoorwaarde aan haar relatie met het maatschappelijke krachtenveld. Het is enkel in nauwe interactie met een beleidsmaker of projectontwikkelaar dat het verschil en de eigen waarde van de kunst – aspecten waar autonome kunstenaars zich zo graag op beroepen – tot haar volle recht komt. Publiekprivate samenwerking is ook de plaats waar innovatie in de kunst pas echt relevant wordt en waardering geniet. We zien dan ook dat in situaties waar kunstenaars niet opgenomen zijn in een heteronome relatie, de eigenwaarde van kunst herleid wordt tot onverschilligheid en gemakzucht. In situaties waar kunstenaars zonder meer hun autonomie claimen, is de kwaliteit van de kunstproductie het grootste slachtoffer en verschraalt de kunstproductie tot loutere repetitie.
De ingebedde kunstenaar
Kunstenaarsparticipatie in Rotterdam trekt de consequenties uit de actor-netwerktheorie – het meest vooruitstrevende model binnen de sociale en humane wetenschappen. De kunstenaar is in Rotterdam niet langer een partij die buiten elke maatschappelijke verhouding staat en vanuit een externe positie vrijblijvende kritiek mag aanleveren. Rotterdam maakt definitief een eind aan autarkische fantasmen. Gewild of ongewild – elke kunstenaar is steeds een actor in een uitgestrekt maatschappelijk krachtenveld. Deze inbedding is echter geen obstakel voor kunst, maar juist een voorwaarde voor baanbrekende kunst die hete maatschappelijke hangijzers aanpakt waar andere actoren – de politiek, markt of burger – falen door gebrek aan creativiteit en leiderschap.
De gebruikelijke kritiek aan het adres van kunstenaars als Jeanne van Heeswijk, Kamiel Verschuren en Jonas Staal omtrent de instrumentalisatie van hun artistieke arbeid binnen publieke en/of private ondernemingen, slaat dus de plank behoorlijk mis. Deze kritiek mist elk gevoel met de paradigmawissel die met de relationele esthetiek ingezet is. De inbedding van de genoemde kunstenaars is allerminst het einde van de kunst en de dood van de kunstenaar. Het is integendeel juist in deze inbedding dat de langverwachte emancipatie van de kunst realiteit wordt en de kunstproductie een ongekende groei doormaakt. Nieuwe werkvelden openen zich, nieuwe opdrachtgevers dienen zich aan, nieuwe uitdagingen voor de kunst. Inbedding is nodig opdat Rotterdam beroep kan doen op de aanwezige artistieke expertise en authenticiteit en kunstenaars zo een podium krijgen om hun eigen waarde te etaleren.
Beste praktijken
Het werk van Jeanne van Heeswijk, Kamiel Verschuren en Jonas Staal is exemplarisch voor de vernieuwing in de kunstpraktijk die iedereen waarneemt in Rotterdam – al moet gezegd dat vele andere kunstenaars evengoed aandacht verdienen. De genoemde kunstenaars verdienen echter uitlichting omdat zij in toenemende mate internationale erkenning genieten met een kunstproductie die zich voedt vanuit de lokale Rotterdamse problematiek. Wat te denken van de reeks evenementen en interventies die Jeanne van Heeswijk binnen het meerjarig traject ‘Dwaallicht’ opzette in het hart van de grootscheepse ruimtelijke herontwikkeling van Nieuw Crooswijk. Haar kunstproductie was gericht op het begeleiden van de probleembuurtbewoners in de moeilijke periode die zij doormaken en de onzekere toekomst die hen wacht. Uiteenlopende evenementen en diverse vormen van verslaglegging boden de bewoners een mogelijkheid om de onvermijdelijke sloop van hun woonomgeving een plaats te geven en met elkaar te bespreken. Jeanne van Heeswijk opereerde hierbij in nauw contact met de betrokken gemeentediensten, wooncorporaties en projectontwikkelaars en complementeerde zo het gebrekkige inlevingsvermogen van deze marktpartijen.
Eenzelfde ambitie zien we bij Kamiel Verschuren op Zuid. Hij zet zijn artistieke expertise in op de plaatsen waar de gemeentelijke diensten te kort schieten om een aangename, leefbare woonomgeving te creëren voor mensen. Zo ontwierp hij op verschillende locaties in Charlois een busstop die handig gemeentelijke regelgeving ondermijnde om te voorzien in een tijdelijke samenkomstplek voor lokale jeugd. Hiermee komt de kunstenaar op creatieve wijze tegemoet aan de goedbedoelde, maar vaak fout lopende pogingen van de gemeentelijke overheden om de verveling onder de jeugd aan te pakken. Kamiel Verschuren legt bovendien een groot mobiliserend vermogen aan de dag naar collega kunstenaars toe met het initiatief ‘Stichting Nieuwe Ateliers Charlois’. Door vrije atelierruimte te voorzien in de achtergestelde woonbuurt Charlois enthousiasmeert hij kunstenaars zich buiten het platgetreden circuit van kunstinstellingen en subsidiekanalen te treden. Deze kunstenaars kunnen zo in Charlois zonder enige verplichting werk creëren en zich bloot stellen aan de appreciatie van een ongewoon, maar oprecht kunstpubliek: de gewone Rotterdammer.
Nog het meest ongewoon voor de kunst is het beeldhouwwerk dat Jonas Staal maakte voor de rechtspopulistische partij Leefbaar Rotterdam: ‘Het monument voor de verjaagde Rotterdammer’ (2009). Hiermee is Jonas Staal niet te beroerd om in zee te gaan met een maatschappelijke partij die onder kunstenaars – op zijn zachtst gezegd – op weinig animo kan rekenen. Opvallend is ook dat Jonas Staal deze opdracht niet aangenomen heeft om het verlangen naar een kunstwerk voor de verjaagde, autochtone Rotterdammer kritisch door te lichten en onderste boven te keren. Eerder integendeel nam Staal deze vraag van Leefbaar Rotterdam uitermate serieus om zo een nieuw, vaak onbereikbaar publiek aan te spreken en enthousiast te maken voor de meerwaarde van kunst. Het beeldhouwwerk – in een gepaste sociaalrealistische stijl – draagt zo bij aan het bespreekbaar maken van problemen die nog te vaak miskend worden door de goegemeente.
DNA van de Rotterdamse kunst
In deze diverse kunstpraktijken zo typisch voor de Rotterdamse kunstenaarsparticipatie zijn een aantal opvallende gemeenschappelijke kenmerken te ontdekken.
In de eerste plaats gaat het in alle producties om mensen, niet om dingen. Het doel van de kunstenaars ligt niet in de creatie van een object dat vervolgens kan verhandeld worden op de kunstmarkt. Kunst wordt eerder gezien als een middel om mensen van verschillend pluimage met elkaar in contact te brengen, nieuwe relaties te installeren, ontmoetingen te organiseren en dialoog op te zetten. Hiermee liggen de artistieke interventies in Rotterdam in lijn met de theoretische peetvader van de relationele kunst, Nicolas Bourriaud. (1) De waarde van de nieuwe Rotterdamse kunstproductie is dan ook niet direct in financiële termen uit te drukken, maar wel in haar toegevoegde maatschappelijke waarde en haar bijdrage aan het Bruto Gemeentelijk Geluk. Het gaat er dan om in welke mate het artistieke werk in staat was X aantal mensen met elkaar in contact te brengen middels een installatie, performance of object rond een – bij voorkeur – eerder onbespreekbaar thema.
In de tweede plaats zien we hoe de kunstenaar belangrijker wordt dan het kunstwerk. De artistieke producten zijn slechts een toevallig antwoord op een lokale situatie – wat niet wil zeggen dat het werk na de feiten een autonome genotwaarde kan krijgen en eventueel verhandelbaar is op de kunstmarkt. Belangrijk is dat de ontplooide kunstwerken gebeuren in de naam van de kunstenaar. Het is de naam van de kunstenaar die het werk herkenbaar maakt als kunst – vaak speelt het werk in op heel alledaagse gebeurtenissen en zijn de kunstige installaties nauwelijks te onderscheiden van de realiteit. Het is ook de naam van de kunstenaar die het werk zin en betekenis verleent – vaak in verwijzing naar een eerder ondernomen kunstwerk (Jeanne van Heeswijk), een missie van een stichting (Kamiel Verschuren) of een theoretisch manifest (Jonas Staal). Hiermee verschuift ook het belang van de (juiste) interpretatie van een kunstwerk naar de positie die de kunstenaar als persoon inneemt binnen een specifieke, lokale situatie en de maatschappelijke dynamiek die hij of zij er genereert. (2)
Tenslotte, zien we hoe kunstenaarsparticipatie in Rotterdam niet zoekt naar een afstand met de bestaande toestand – het zogenaamde ‘systeem’ – maar streeft naar synergie. Eerder dan breekpunten in de maatschappij uit te vergroten, gaat de Rotterdamse kunstenaar op zoek naar een radicaal andere, frisse omgangsvorm ermee. Als geen ander weten kunstenaars complexiteit en contradictie in de samenleving op spannende wijze te integreren in werk en leven. Vanuit deze specifieke capaciteit ontstaat een voorbeeldrol van kunstenaars naar burgers, overheden en bedrijven die worstelen met bepaalde vraagstukken. Het enthousiasme van kunstenaars om voor elk probleem een artistieke uitweg te zoeken straalt af op betrokken partijen en stimuleert hen om mee te doen. Het publiek wordt zo niet langer gebruikt als instrument in een anti-systemische provocatie van de kunstenaar, maar wordt deel van een verhaal die elk individu wapent in een steeds complexer wordende wereld. (3)
Rotterdam als voedingsbodem
De stad Rotterdam heeft zonder enige twijfel een sterke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de kunstenaarsparticipatie als unieke kunststroming. Rotterdam is al menig jaren dé plaats waar het multiculturele vraagstuk – drama voor sommigen – zich in alle hevigheid manifesteert. De voortdurende instroom van nieuwkomers, de stadsvlucht van de hardwerkende Rotterdammer en de zoektocht naar een nieuwe draagkrachtige middenklasse blijkt de unieke voedingsbodem voor locatiespecifieke kunstinterventies. De voortdurend veranderende, weinig vaste realiteit in Rotterdam dwingt kunstenaars om creatief voor de dag te komen en zo hun eigen bestaansrecht dagelijks te bewijzen. Ook de mentaliteit van samen aanpakken – wat de vakmanstad Rotterdam zo kenmerkend onderscheidt van het meer elitaire Amsterdam – blijkt een ideale motor voor de verdere lokale ontwikkeling van nieuwe perspectieven die reeds internationaal aangekondigd werden in de relationele esthetiek.
Het aandeel van individuele kunstenaars in kunstenaarsparticipatie is echter niet te onderschatten. Het is lovenswaardig dat kunstenaars in Rotterdam het nuchtere realisme aan de dag leggen om aan de slag te gaan met de vele problemen en uitdagingen die hun stad voor zich gesteld ziet. Dit engagement maakt een einde aan de artificiële scheiding die jarenlang opgetrokken is tussen kunstenaarschap en burgerschap. Onder Rotterdamse kunstenaars wordt individueel engagement niet gezien als bedreiging van de autonomie die zij genieten als kunstenaar. Eerder andersom geldt het motto: geen artistieke autonomie zonder maatschappelijk engagement, en omgekeerd: geen engagement zonder autonomie. Het is immers het burgerschap van de kunstenaar in een uitdagende en prikkelende stad als Rotterdam die de brandstof aanlevert voor een vernieuwende kunstpraktijk. Het is aan de kunstenaar om de energie en spanningen van Rotterdam tot uiting te brengen in de uiteindelijke vorm van het kunstwerk. Kunstenaars actief in Rotterdam tonen de durf om deze historische samenkomst van heteronomie en autonomie onder ogen te zien en hieraan de ultieme artistieke consequenties te verbinden. De kunst verdient dit, en ook Rotterdam.
Anticiperend kunstbeleid
Het Rotterdamse kunstbeleid heeft zich in snel tempo aangepast aan deze veranderende kunstpraktijk – niet andersom. Zo is vandaag participatiekunst snel naar voren geschoven als tweede pijler van het cultuurbeleid naast de traditionele zogenaamde ‘autonome’ kunst. Hoewel het Cultuurbeleid 2009-2012 het belang van autonome topkunst erkent in functie van de internationale promotie van Rotterdam, erkent het tegelijk het bijzondere belang van participatiekunst voor het ontwikkelen van draagvlak en samenhang op lokaal niveau. De verantwoordelijkheidszin van kunstenaars is ook opgepikt in de notie van cultureel burgerschap die het Cultuurbeleid als uitgangspunt vooropstelt. Hiertoe werd recent door het College B&W besloten om de mogelijkheden en consequenties van kunstenaarsparticipatie te verankeren in economische en fysieke ontwikkelingen in Rotterdam. De Gemeente Rotterdam en haar kunstinstellingen blijven zo trouw aan de ware revolutie die de relationele kunst binnen haar territorium heeft teweeg gebracht – zonder twijfel het grootste evenement in de wereld van de kunst sinds het situationisme.
Het siert de gemeentelijke instellingen niet langer te willen voorzeggen aan de kunst wat te doen. Rotterdam laat het initiatiefrecht volop aan het korps van kunstenaars en doet beroep op hun verantwoordelijkheidszin. Voor vele kunstenaars – maar ook waarnemers – blijkt het echter nog steeds moeilijk om de internationale beweging van relationele esthetiek te herkennen in de praktijk van kunstenaarsparticipatie in Rotterdam. De lauwe reactie is ook gevoed vanuit archaïsche angsten voor verlies aan autonomie, de verenging van kunst tot politieke propaganda en het verlies van verzekerde subsidiestromen. Deze groep twijfelende kunstenaars moet nog overtuigd worden om ook zelf verantwoordelijkheid op te nemen voor de stad die hen zoveel inspiratie biedt. Het valt in de lijn van de verwachting dat de toenemende alternatieve financieringsbronnen binnen publiek private samenwerking in de kunstsector deze grote artistieke arbeidsreserve in de nabije toekomst zal ontsluiten. Hiervoor hebben kunstenaars nood aan het autonoom denken en handelen van gangmakers in kunstenaarsparticipatie, zoals Jeanne van Heeswijk, Kamiel Verschuren en Jonas Staal. En ook hun durf om mee te doen.
(1) Zie Nicolas Bourriaud (2001), Esthétique relationnelle. Dijon-Quetigny: Les presses du réel.
(2) Ook Boris Groys identificeerde reeds in kunstbiënnales de tendens waarin de kunstenaar zelf als kunstwerk naar voren treedt. Zie: Boris Groys (2008) Art Power. Massachusetts: The MIT Press.
(3) Zie ook: Jacques Rancière, The Emancipated Spectator (2009).