Article

Architectuur met schaduw

Gideon Boie


2016, A+

De 20ste eeuw baarde vele duivelspacten tussen architectuur en politiek. Opvallend genoeg wordt de architectuur van het Italiaanse fascisme tot op vandaag geprezen omwille van haar abstracte vormentaal. Dergelijke rehabilitatie is de architectuur van het Derde Rijk nooit te beurt gevallen. België heeft zo zijn eigen kleine trauma in de relatie met de politiek.

Download PDF

Nog niet zo heel lang geleden waren ontwerpopdrachten in ons land onlosmakelijk verbonden met financiering door politieke partijen. Elke partij had wel zijn bevriende architecten het was een publiek geheim dat bij elke overheidsopdracht een percentage van het ereloon de partijkas spekte. Ook projectontwikkelaars hanteerden dat systeem. De gevolgen waren ernaar: een stad als Gent heeft zo geleden onder de bouwwoede dat men de naoorlogse periode er gekscherend als De Derde Wereldoorlog omschrijft.

Als tegenbeweging ontstond in Vlaanderen de Architectuurcultuur, die de architectuur van de macht terechtwees. In de praktijk werd de private woningbouw een model in de sensibilisering rond architecturale en ruimtelijke kwaliteit. Het model van een andere, authentieke ontwerppraktijk werd gesitueerd in de spontane relatie tussen architect en opdrachtgever. Daarom pakte het pionierswerk van ‘Architectuur als Buur’ uit met allerhande villa’s in de omstreken van Gent.

In de theorievorming zette Geert Bekaert de toon met zijn pleidooi om de architectuur buiten de invloedssfeer van de politiek te houden. Hij sublimeerde een openlijke afkeer van maatschappijverbeteraars in het primaat van het alledaagse wonen. Het uiterlijke vertoon van rijkdom in het Hotel Solvay van Victor Horta weerhield hem er niet van om het huis op te voeren als ideaalbeeld voor de gemeenplaatsigheid van de architectuur.

Autonomie op krukken

In scherp contrast met de verwante disciplines stedenbouw en ruimtelijke ordening bestaat er daardoor geen publiek debat over architecturaal ontwerp. Een architectuurdiscours is zelfbevestigend (het vertelt doorgaans de levensloop van het ontwerp), wordt gekenmerkt door een eigen zinnig taalgebruik (met neologismen zoals doorwaadbaarheid) en zoekt zijn referenties binnen een afgelijnde architectuurgeschiedenis (met hoogstens een occasionele uitstap naar de kunst).

De recente televisiereeks Reyers 2020, over de ontwerpwedstrijd voor het nieuwe VRT-complex, is in dat opzicht symptomatisch. Op het moment dat architecten het gezicht van de stad kunnen bepalen en ze daarvoor op de koop toe primetime media-aandacht krijgen, ontwikkelen de deelnemers een discours dat zich vrij waant van elke politieke en sociale realiteit. Office KGDVS spant de kroon met een speelse, bijna naïeve vingeroefening waarbinnen drie gestapelde basisvormen vrijelijk verschoven worden binnen het beschikbare kavel. Enkel in het verhaal van Robbrecht & Daem blijkt er rondom de Reyerslaan een buurt te bestaan.

In die context van depolitisering heeft kritiek geen plaats, behalve wat Lieven De Cauter als begeleidingstheorie bestempeld heeft. De architect is vooral een doener en de interpretatie van zijn standjes wordt overgedragen aan een kritische waarnemer, die vervolgens – vaak in opdracht – een verheerlijkend discours aanheft. De arbeidsverdeling houdt de fantasie van een architectuur zonder schaduw moeiteloos in stand. De rol van architectuur in processen als grondspeculatie, gentrificatie, segregatie en stedelijke herovering is zonneklaar, maar blijft onuitgesproken.

Politisering van de opdracht

De zelfcensuur van de architectuur werd tot op zekere hoogte doorbroken door de Vlaams Bouwmeester. De leidraad in de werking van bOb Van Reeth was dat een goede architectuur steunt op een goede opdracht. Zo zien we in de Open Oproep hoe de projectdefinitie ook rekenschap aflegt over de maatschappelijke impact van de opdracht. De ambitie was om de ontwerpintelligentie die architecten in private opdrachten aan de dag legden nu ook te mobiliseren voor overheidsopdrachten zoals stadskantoren, scholen, zorgcentra enzovoort.

De Pilootprojecten, opgezet door Peter Swinnen, wachtten niet langer op een opdracht om maatschappelijke uitdagingen (collectief wonen, reconversie van brownfields en nog veel meer) op tafel te leggen. De ontwerpoefening gebeurde altijd in direct contact met de bevoegde minister en de betrokken overheidsdiensten, middenveldorganisaties en geïnteresseerde marktpartijen. Het architecturale ontwerp diende ertoe om betrokken en belanghebbende partijen met elkaar in gesprek te brengen en een coalitie te smeden.

De herpolitisering van de opdracht is een eerste stap om de politieke dimensie van architectuur terug te denken, maar zorgt ervoor dat het creatieve zwaartepunt naar de opdrachtgever verschuift. De werking van de Bouwmeester heeft een archief vol boeiende ontwerpkennis opgeleverd, maar uiteindelijk blijft het vijftal ontwerpen een variatie op eenzelfde thema, uitgezet door de opdrachtgever. Pragmatisme onder deelnemende architecten is nooit ver weg. Een diepgaande interpretatie van de opdracht maakt geen schijn van kans als ze niet past in de belangen van de opdrachtgever en andere betrokken onderhandelaars.

Politisering van het ontwerp

De vraag is of architectuur ook een eigen handelingsbekwaamheid of agency heeft. Een architect komt niet in beweging zonder de legitimering van een voorafgaande bouwopdracht. Ongevraagde architectuur krijgt al snel het stempel kunst te zijn: denk maar aan het werk van Luc Deleu, Wim Cuyvers of Rotor. Dat is onterecht omdat de wereld van de kunst de betrokken architecten juist in staat stelt om de maatschappelijke relevantie van hun arbeid te verhogen. Omgekeerd zijn het juist de bouwende architecten die de architectuur reduceren tot een nummer in hun oeuvre (zie de voorjaarsexpositie van Office KGDVS in Bozar).

Er is in de architectuur een omgekeerde evenredigheid tussen aandacht en relevantie. Hoe autonomer het werk zich opstelt, hoe meer aandacht het opslorpt. De regel geldt ook omgekeerd: architectuur die niemand herkent als architectuur die naam waardig, verzet ondertussen wel de bakens van het maatschappelijke debat. Wat te denken van de ongevraagde architectuur van De Huizen, een alternatief detentieproject van de gelijknamige vzw (> p. 73). Een klein groepje vrijwilligers met een absolute non-architectuur realiseert wat goedbetaalde architectuurbureaus (zoals Stéphane Beel Architecten in Beveren) niet voor elkaar kregen: het ontwerp van een humane gevangenis.

Allicht kunnen er ook lessen getrokken worden uit de geschiedenis van Ringland als alternatief antwoord op het mobiliteitsvraagstuk van Antwerpen. Pas toen het idee Ringland uit de portfolio van een groot architectenbureau (Stramien) getrokken werd, groeide het uit tot gemeengoed. Het belang van een anoniem, onbetaald en langdurig engagement staat haaks op het traditioneel dienstverlenende beroep, dat gericht is op naamherkenning, oeuvre, oplevering van een opdracht enzovoort.

Ten slotte

Architectuur is vormgeven aan de mensenstad, de polis waarin wij leven. De band tussen architectuur en politiek is op die manier een basisgegeven dat op verschillende manieren geactualiseerd wordt. Het is aan ons om te vermijden dat de ontmoeting tussen architectuur en politiek een duivelspact wordt doorheen een niet-aflatende kritiek. Alle architectuur is politiek, en de architectuur die zegt vrij te zijn van politiek nog wel het meest.

 

 

Gepubliceerd in A+ 261 Re-politicize, pp. 45-47

Categories: Architecture

Type: Article

Share: