Article

Hoeveel samenwerking kan architectuur verdragen?

Gideon Boie


11/12/2016, Rekto:Verso

Het ‘maken’ krijgt terug aandacht in de architectuur. Met hun tentoonstelling Ensembles in deSingel onderstrepen curatoren Christoph Grafe en Bart Tritsman de actuele waarde van de architectuur als ambacht. Dat je in bouwwerken opnieuw de hand van de maker herkent, wil men niet benoemen als nostalgie. Het biedt veeleer antwoord op de vraag naar authenticiteit in een tijdperk dat beheerst wordt door efficiëntie.Vreemd is wel dat ondanks de nieuwe samenwerkings-verbanden de rol van de architect als meesterbrein overeind blijft staan. Kan het ook anders?

De tentoonstelling (in een scenografie van Asli Cicek) is opgebouwd rond vier materialen: baksteen, hout, staal en beton. De schoonheid en de mogelijkheden van elke materiaalsoort worden telkens met een levensgroot object tastbaar gemaakt in de tentoonstellingsruimte. Zo zien we een bakstenen schouw, een houten vensterraam, een stalen console en een betonnen plafondelement. Heel wat unieke foto’s, documenten en tekeningen vullen de tentoonstelling aan. Een pronkstuk is zeker de originele stalen console die gered werd uit de brand van het door Victor Horta ontworpen warenhuis Innovation in de Brusselse Nieuwstraat.

Die terugkeer van het ambachtelijke in de architectuur is niet alleen een zaak van materialen, maar ook een vraagstuk rond samenwerking. Architectuur qua ambacht wordt gepresenteerd als motor om te komen tot een sociale (en dus ‘gedeelde’) architectuur. Het beeld van de solitaire ambachtsman die urenlang in zijn atelier schaaft aan een verfijnd product, krijgt daarmee een flinke update. De basisstelling van Ensembles is dat architectuur qua ambacht een gemeenschappelijk subject vooronderstelt. Van Horta tot heden wijzen de curatoren op het samenspel van ontwerper-opdrachtgever, ontwerper-ontwerper en ontwerper-maker.

Geen wonder dat de curatoren en architecten tijdens de vernissage hun uiterste best deden om vanop het podium alle betrokkenen uitgebreid te bedanken. De sfeer van ‘tous ensemble’ werd benadrukt door personen met voornaam te benoemen – van ‘Kim van Wienerberger’ over ‘Paul de metselaar’ tot ‘Ellen van VAi’. Maar voorbij die vriendelijke schouderklopjes gaf hun spreken zelf een andere inkijk. De architecten toonden dat de ander (de vakman, de gebruiker, …) niet zomaar een plaats krijgt in het architecturaal productieproces. Bovendien bleek een emancipatie van de ander in het architecturaal productieproces pas mogelijk voor zover de architect van het toneel verdwijnt.

Drie spreekbeurten gaven alvast drie variaties in de subjectpositie van de architect.

1) DE OBSCENE MEESTER-ARCHITECT

In de lezing van Dirk Somers van het bureau Bovenbouw krijgen we het beeld voorgeschoteld van een architect die zijn vakmannen tot knotsgekke resultaten drijft. Somers ontwierp de bakstenen schouw in de tentoonstelling – al schrijft hij het idee volledig toe aan de letterlijke vraag van curator Christoph. Hij presenteert de schouw in zijn lezing als een toonbeeld van de eeuwige wederkeer van de baksteen in het woonhuis, en toont heel wat schouw-varianten uit de geschiedenisboeken. Toppunt van die traditie bleek de Arts & Crafts beweging: zij bedacht de schouw als een afzonderlijke ruimte in het hart van de woning. Zo ontstond, aldus Somers, het idee om in de tentoonstellingsruimte een schouw na te bouwen waarin bezoekers kunnen verpozen. Met een flinke knipoog geeft hij nog mee dat de schouw nooit enig vuur zal zien, maar dat de tentoonstelling niettemin blij is met deze schouw.

De grap van de schouw herhaalt zich in het eigenzinnige materiaalgebruik. Terwijl Somers beschrijft hoe de steen in het werk van Sigurd Lewerentz functioneerde als een onaantastbare eenheid van het bouwen – als een uniek stuk gebakken klei dat als ondeelbaar deeltje zijn toepassing vond – koos hij zelf om creatief aan de slag te gaan met de snelbouwsteen ‘Porotherm’ van Wienerberger. De Porotherm is een industrieel vervaardigde steen die voordelig is omwille van zijn grote formaat, maar daardoor ook moeilijk te behandelen is door metselaars – mede door de onhandige neus aan de steen. De snelbouwsteen werd daarom, tegen alle voorschriften in, versneden voor de schouw van Somers. Een halve Porotherm is gemakkelijker te behandelen en zorgt voor reliëf in de afwerking. Gele glasvezeldraad bleek nodig om de stabiliteit van de schouw te garanderen. Het resultaat noemt Dirk Somers al grappend ‘een harig ding’.

Somers’ boodschap is dat te veel trouw zweren aan de regels van de kunst dodelijk is voor creativiteit. Vakmannen moeten uit hun comfortzone gehaald worden om tot innovatie te komen. De rol van de architect ligt daarom in het aan de laars lappen van alle technische voorschriften en het overtuigen van de vakmannen om eigenaardigheden gewoon uit te voeren. Of de architect daadwerkelijk gelooft in het product, is een ander verhaal. Dat Somers zich verschuilt achter de ingeving van de curator, doet anders vermoeden. Hoe dan ook is het rookscherm van jovialiteit en cynisme een ideale manier om het nieuwe meesterschap van de architect te verdringen.

2) DE BRUTALITISCHE FETISJIST

De stalen console die in Ensembles is opgesteld, is een readymade die geleend werd van de bouwwerf voor De Krook, de nieuwe stadsbibliotheek annex centrum voor digitale innovatie in Gent. Het gebouw is een ontwerp van het architectenkantoor Coussée en Goris. Zij hanteren sinds lang ‘ruwbouw is eindfase’ als stelregel bij het ontwerp. Denk maar aan het naakte gebruik van beton en silexsteen in Sint Lucas Brussel. Zoals ruw hout een thema is in het Provinciaal Sportcentrum De Boerenkreek en in het nieuwe bezoekerscentrum van natuurpark Het Zwin, wordt in De Krook voor het eerst bruut staal toegepast. Ralf Coussée beschrijft hoe hij het gevoel van het aambeeld wou actualiseren, gebruik makend van de hedendaagse technieken en ingewikkelde computerprogramma’s. Zo worden de lasnaden niet verdoezeld, maar zichtbaar gelaten omwille van hun bijzonder esthetisch effect. Op dezelfde manier zorgt ook een ‘aspect van roest’ voor ‘patina’.

De naakte toepassing van staal blijkt niet zo eenvoudig als het lijkt. De architect verkreeg er een speciale toestemming voor van de Commissie van Binnenlandse Zaken, omdat het gebruik van zichtbaar staal sinds de brand van in de Innovation in 1967 niet meer toegelaten is. Ook de onderdelen van de staalconstructie (van 22 ton per stuk) over water tot in de stad brengen, was een serieus logistiek vraagstuk. En ook geschikte werklieden vinden die begrijpen dat het staal zichtbaar blijft, bleek allesbehalve evident. Voor hen stelde de architect een code op: papieren fiches die opgehangen werden in de werkplaats en die de gewenste en ongewenste omgang met het staal precies omschreven – zowel in regels als symbolen. Coussée stelt: ‘Het is onze taak [als architect] om het [gebruik van naakt staal] erdoor te duwen.’

Hier krijgen we het beeld van de architect die goede uitvoering verheft tot de orde van het Schone en daar alle andere overwegingen – economie of ecologie – aan ondergeschikt maakt. Meermaals herhaalt Ralf Coussée in zijn lezing dat werklieden die niet beantwoorden aan de hoge kwaliteitseisen, zonder pardon vervangen worden. Zo blijkt de verhouding architect-maker in het architecturale productieproces ondersteund te worden door een ongewoon autoritaire machtsverhouding. Samenwerking ligt in het streng toekijken of de vakmannen een juist gevolg geven aan de voorschriften van het brutalistisch fetisjisme.

3) DE ARCHITECT ALS GEMEENSCHAPPELIJK SUBJECT

Het werk van Toestand is de vreemde eend in de bijt. In zijn lezing bekent Pepijn Kennis eerlijk dat hij eerst niet begreep waarom juist hij – als niet-architect en niet-vakman – gevraagd werd om te participeren aan de tentoonstelling. Pas later ging hij inzien dat ook ‘samen stad maken’ een bijzonder soort vakmanschap vergt. Toestand staat voor het tijdelijk her-activeren van lege plekken in de stad voor socioculturele activiteiten. Stelregel van het collectief luidt: ‘autonomie creëren in dialoog’. Een schoolvoorbeeld is het project ‘Allee du Kaai’ in Brussel. Op vraag van het Brussels Gewest organiseerde Toestand een tijdelijke bezetting van leegstaande gebouwen op een plek aan de Kanaalzone waar in de toekomst een park komt. De activiteiten van Toestand zorgen voor leven in de buurt en genereren naamsbekendheid voor het toekomstige ontwikkelingsgebied. In deze win-win wordt het uitzonderlijke samenspel (of ‘ensemble’) van ontwerper en overheid zichtbaar.

Meer uitvoerig gaat Kennis in op een tijdelijke her-activering van een leegstaand gebouw in Prishtina, Kosovo. Samen met 25 Belgische en 15 Zwitserse vrijwilligers werd daar in de zomermaanden van 2016 een leegstaande warmtewisselaar omgebouwd tot een sociale en culturele plek. Er was geen plan, enkel de wetenschap dat de activiteiten op maandag opgestart zouden worden en op zaterdag de feestelijke opening van de culturele ruimte zou volgen. Vakkennis was geen kwestie: ‘Als iemand niet kan zagen, leert de ander hem zagen of omgekeerd.’

Een andere stelregel was het gebruik van gerecycleerd materiaal. Kennis noemt drie redenen: 1) er is weinig bouwmateriaal voorhanden in Kosovo, 2) het project had helemaal geen budget en 3) men wou de ecologische voetafdruk beperken. Dat resulteerde in innovatieve oplossingen, zoals het gebruik van autoruiten als venster, autobanden als muur en lege flesjes in metselwerk. Het gebouw werd ‘ThermoKiss’ gedoopt (een verbastering van de vroegere naam ThermoKos) en werd zoals voorzien feestelijk geopend op zaterdag. Kennis besluit: ‘Er was geen water, geen elektriciteit, het gebouw was voor 80% waterdicht, maar er was veel menselijke warmte en heel veel goesting om verder te gaan.’

De groep vrijwilligers die onderling capaciteiten deelt en aan de slag gaat met beschikbare middelen, brengt ons op een soort anti-architectuur. De tweedeling tussen architect en maker, tussen de ene die regels opstelt en de andere die ze uitvoert, wordt hier overstegen. De schoonheid van het architecturale object ligt niet in de goede uitvoering, maar in spontane samenwerking. De degelijkheid van het gebouw ligt niet in de waterdichte uitvoering, maar in de constructie van een gedeeld menselijk verlangen. In zo’n proces kan je de rol van de architect omschrijven als een open en vacante plek binnen het gemeenschappelijke maakproces.

TENSLOTTE

Dat Ensembles aandacht besteedt aan het gemeenschappelijke subject binnen de architecturale productie, maakt de tentoonstelling op zich hoopgevend voor het architectenberoep, zeker in het licht van de mensonterende uitspraken van Zaha Hadid over de vele doden op de werven voor Qatarese WK-stadions. Toen zij kritiek kreeg op haar betrokkenheid bij de bouw van het Al-Wakrah-stadion, repliceerde de Brits-Iraakse architecte dat de arbeidsomstandigheden op een bouwproject niet de taak of de zorg waren van de architect. Ensembles ademt een heel ander engagement en viert de incarnaties van het gemeenschappelijke in de architectuur van verleden tot heden.

Maar hoe leuk en gezellig samenwerken ook mag zijn, opvallend genoeg blijft de architect uiteindelijk de centrale rol spelen binnen het nieuwe gemeenschappelijke subject. De spreekbeurten van Bovenbouw en Coussée & Goris tonen aan hoe aan het heilige huisje van de meester-architect niet geraakt wordt in de tentoonstelling. Toestand vormt daarop een onverwachte uitweg – zelfs al blijft hun instrumentele rol aan het Kanaal in Brussel bedenkelijk. Hun project in Prishtina illustreert dat de verdwijning van de architect aanleiding kan geven voor een architecturaal productieproces dat gedragen wordt door een gemeenschappelijk subject. Of de verdwijning van de architect ook de architectuur in Vlaanderen kan vernieuwen, valt nog te bezien.

 

Artikel over de tentoonstelling ‘Ensembles. Architectuur en Ambachtschap’ in deSingel en Vlaams Architectuurinstituut. De expo ‘Ensembles’ loopt tot 15 januari 2017 in deSingel. Artikel gepubliceerd door Rekto:Verso

Categories: Architecture

Type: Article

Share: