Article

Verschijning van de architect-bemiddelaar

Gideon Boie


01/05/2018, De Architect

Image: Heleen Verheyden (BAVO)

Bestaat een architectuurcultuur zonder vaderfiguren? Probeer het maar eens in te beelden. Er is geen schitterend object meer dat alle aandacht naar zich toe trekt. Er is niet langer de fantasie van de architect als eerste beweger. Er is geen oeuvre dat betekenis verleent aan het ene object. Er is niet langer de biografie die al even interessant is als het object zelf. En wat komt er dan in de plaats? Dit is een verkenning van een architecturale productie gericht op bemiddeling.

Het meest uitgewerkte antwoord komt wellicht van het Atelier d’Architecture Autogerée (AAA). Het project Agrocité is een experimentele, educatieve en coöperatieve volkstuin met buurtcentrum opgezet in de Parijse voorstad Colombes. Het was een project gericht op zelforganisatie, uitwisseling en veerkracht. Architectuur is niet langer het sublieme object waar het hele bouwproces naar streeft, maar eerder een middel om noden en verlangens af te stemmen. Het wil niet zeggen dat architectuur onbelangrijk is. Integendeel, het is vooral een ontwerppraktijk die zich richt op het vorm geven van het leven – het hogere doel waar Geert Bekaert van droomde – en zich niet laat afleiden door vormexperimenten.

De ontwerppraktijk van AAA kan niet losgekoppeld worden van Doina Petrescu’s pleidooi voor een ‘feminiene ethiek’ in de architectuur waarin de rol van een ‘architect-curator’ ligt in de creatie van een ‘collectief subject’. Ze sprak over het koppel ‘architect-user’ en ‘user-architect’ om het gelijke speelveld te benadrukken en zeker ook het deel worden van een proces. De juridische strijd rond de sluiting van Agrocité in Colombes en daaropvolgende verhuis naar Gennevilleirs toont hoe de architect verantwoordelijkheid neemt voor het voortbestaan van het project. Dat is wel wat anders dan het gebruikelijke, lineaire bouwproces waarin het grote moment suprême van de oplevering paradoxaal genoeg neerkomt op de verdwijning van de architect.

Laboratorium van antagonisme

Dichter bij huis hebben we ParckFarm, een project van Alive Architecture, Taktyk, 1010A+U, Collective Disaster, Tessa, Abdul, Mario en nog zo veel anderen. Het project inspireerde zich rechtstreeks op de praktijk van AAA. De context van ParckDesign 2014, een landschapsbiënnale in Brussel, was het perfecte alibi om een klein lapje grond los te snijden van het ontwikkelingsplan voor Thurn & Taxis (met o.a. een kantoorgebouw ontwerpen door NeutelingsRiedijk en parkontwerp van Michel Desvigne en Bas Smets). Architecten, kunstenaars en omwonenden zetten tal tal van interventies op: een farmhouse, landschapstafel, kippenren, broodoven en meer. Parkwachters werden aangesteld door de Brusselse overheid. De dakloze Mario woonde al in de spoorwegbedding en nam de taak op zich van huisbewaarder.

ParckFarm is een publieke ruimte die tot stand kwam doorheen de goede wil van overheidsorganen, buurtbewoners en architecten om af te stappen van de platgetreden paden. Het maakt tegelijk dat ParckFarm voortdurend onder druk staat. Het vormt in de woorden van Bert Gellynck – architect betrokken in het farmhouse – een ‘laboratorium van antagonisme’ waar allerhande kleine sociale conflicten evenzoveel mogelijkheden boden om wederzijdse posities te onderhandelen. Het maakt tegelijk dat alle partijen betrokken blijven in een gemeenschappelijk subject. Het tijdelijke parkje leef ondertussen verder, vier jaar na de beoogde sluitingsdatum.

Culturele operator

Interessant wordt het als we zien hoe de figuur van een architect-bemiddelaar doorwerkt binnen institutionele kaders. Architecture Workroom Brussels (AWB) bracht met ‘The Ambition of the Territory: Vlaanderen als ontwerp’ een reeks overheidsactoren samen in eerst de Biënnale van Venetië en later in het Vlaams Architectuurinstituut. Roeland Dudal (AWB) omschreef het project als een totale mislukking op vlak van tentoonstelling, maar een groot succes op vlak van spin-off. Het spreekt voor zich dat het samenbrengen van betrokken en belanghebbende actoren een onderneming is die nauwelijks kan mislukken, omdat het initieel engagement reeds aanwezig is.

AWB definieert haar rol als dat van de ‘culturele operator’. Het biedt een platform aan datgene wat gebruikelijk in de schaduw van architectuur blijft: de operationele logistiek van agendasetting, projectdefinitie, onderhandeling, etcetera. De quasi publieke onderhandeling maakt dat belanghebbende partijen mee op de kar kunnen springen. Het is een voorspel van de architectuur waarin de juiste atmosfeer geschapen wordt die nodig is om te komen tot innovatieve ontwerp- en bouwopdrachten. Hierin geniet AWB meer bewegingsvrijheid dan een bouwmeester die sterk institutioneel ingebed ligt – al blijft AWB evengoed gericht op overheidsopdrachten. De culturele ruimte schept heel wat vrijheid voor een architectuurpraktijk die bevrijd is van het bouwen en speels alles in haar kraam past.

Uitgesteld product

De architect-bemiddelaar brengt een eigenaardige esthetiek met zich mee. Basisprobleem is de moeilijkheid om bemiddeling in een gepast beeld te vatten. Kijk naar ‘The Ambition of the Territory’. De representatie gebeurt met fotografische beelden van mensen die vlijtig van gedachten wisselen en geleende praktijkvoorbeelden die elders succes bewezen hebben. Er zijn artistieke inspiratiebeelden met kritische observaties en cartografische beelden die inzicht bieden in één of ander abstract ruimtelijk proces. Opvallend zijn de titels en slogans bestaande uit meesterbetekenaars die weinig ter discussie staan – het zijn containerbegrippen die een prima bindingsmiddel vormen. Tenslotte krijgt ook de ambitienota, het lichaam van de tekstverzameling, een mobiliserend karakter.

Een andere problematiek van de bemiddelingspraktijk ligt in het auteurschap. De eerder besproken tentoonstelling ‘The Ambition of the Territory’ werd gepubliceerd onder de naam AWJGGRAUaDVVTAT – een acroniem opgebouwd uit de betrokken bemiddelaars, designers, stedebouwkundigen, architecten en kunstenaar: Joost Grootens, GRAU, architecten De Vylder Vinck Taillieu en Ante Timmermans. Achter de schermen was er heel wat getouwtrek. De Vlaams Bouwmeester plaatste als opdrachtgever het logo op de publicatie. Het Vlaams Architectuurinstituut noemde zich dan maar ‘deputy commissioner’. Het onuitspreekbare acroniem verdween al gauw naar de achtergrond en het auteurschap werd de facto geclaimd door diegene die de pen vasthield: AWB. Het toont hoe de publicitaire logica evengoed telt voor de architect-curator, die, misschien nog wel meer dan de architect, dreigt te verdwijnen in de meervoudige actie en collectieve subjectiviteit.

Column #4 over de oorsprongen van de architectuur . Gepubliceerd in De Architect 49 (2)

 

Tags: Vlaams Bouwmeester

Categories: Architecture

Type: Article

Share: